We vinden zwartepiet doodnormaal en juist daarom moeten we hem afschaffen

zwartepiet“Een kind ziet helemaal niets verkeerd aan zwartepiet, dus waarom zouden we hem dan afschaffen?” Het is heel erg gek en verontrustend dat dit een argument is van de verdedigers van zwartepiet. Het is namelijk de reden bij uitstek waarom we die hele zwartepiet uit de stoomboot moeten smijten. Dat een kind beelden krijgt van een zwarte slaaf die door schoorstenen kruipt in dienst van een grote blanke man zonder daar iets kwaads in te zien – logisch, het gaat om een kind -, is precies de reden waarom we echt komaf moeten maken met deze traditie. Een kind is volop bezig zijn beelden op de wereld te vormen. Kiezen wij er dan echt doelbewust voor om in dat beeldenpakket er eentje op te nemen van een zwarte – ach vooruit dan, een ‘neger’ – die het hulpje is van de brave, lieve, blanke heilige vader?  Is dat echt iets waarvan wij Belgen willen zeggen: ‘ja, daar kies ik voor’? Waar wij trots op zijn omdat het tot onze collectieve geschiedenis behoort? Zeggen wij echt: ‘ja, wij zijn Congo gaan leegroven’, en ‘ja, wij hebben er onder majesteitelijk gezag handen afgehakt van arme negertjes’, maar ‘neen, al wie zwart is, moet daar niet over beginnen zagen’, want ‘waar is da feesje, hier da feesje?’ en ‘ik heb recht op wat ik gewoon ben’? Gaan we echt in het contract met nieuwkomers laten opnemen dat ze moeten begrijpen dat wij jaarlijks een kinderfeestje houden met verwijzingen naar hun rol als slaaf? Omdat wij zelf in 1982 chocoladen ventjes kregen? En snoep uit een zak van een zwarte man met oorbellen? Is dat wat we in fierheid uitdragen? Het kolonialisme vormt de ‘zwartste’ bladzijde – of mag ik ‘meest duistere’ zeggen – uit onze Belgische geschiedenis, maar wij staan dus op en rechten de rug als iemand dat van ons wil afpakken. En wij zijn fier dat we op deze waarden en normen geen duimbreed hebben toegegeven. Bravo.

Ik ben zelf een blanke man van bijna veertig en pas de jongste jaren ben ik, dankzij het debat, eindelijk gaan stilstaan bij die zwartepietfiguur. Ik had er nooit iets mis in gezien en juist dat is verontrustend. Juist dat is het hele probleem. Al van voor de bokshandschoenen van het Vlaams Blok ontplof ik van woede bij racistische uitspraken, bij discriminatie, bij alles wat mensen uitsluit en op basis van vooroordelen in een hokje plaatst. Maar dat we met veel ‘tamtam’ (sta even stil bij de negatieve connotatie die we verbinden aan een Afrikaans muziekinstrument – u ooit opgevallen?) elk jaar een traditie omarmen die dat hokjesdenken bij kinderen installeert, dat lag al sinds de jaren tachtig buiten mijn blikveld. Meer dan dertig jaar heb ik dat normaal gevonden en juist dat is het probleem. Dat we gewoon niet beseffen welke beelden we binnenkrijgen. Beelden die onze kijk op anderen mee bepalen.

En dan dat andere argument: “Je mag het feest van kinderen niet afnemen.” Chantage via het kind. Nu niet langer binnen het huwelijk, maar in het publieke forum, met camera’s erop. En met niemand die daartegen inbrengt: ‘durf nog eens één keer de liefde voor mijn kind misbruiken voor uw eigen behoeftekes en ik zal u…’. Neen, het passeert allemaal geruisloos. Ik zal u zeggen wat een kind wil. Dat is alvast niet uw eigen nostalgie naar zwartepieten die u in de zak staken in de feestzaal van het parochiecentrum. Kinderen willen spelen en leut maken en hebben lak aan de nostalgische buien van hun ouwe pa. Ze willen FIFA spelen en hebben geen ene boodschap aan een ploegske Rode Duivels dat dertig jaar geleden in Mexico twee matchkes meer kon winnen dan verwacht. Uw tradities, uw radio Nostalgie, laten onze kinderen koud. En als je dan toch per se op je strepen staat, trek ze dan ook door. Pak hun Mindcraft af, gooi de Twister open. Beter is het evenwel je niet aan te stellen. Van al je principes krijg je een stijve nek. Stel je open, treed uit de verkramping, laat nu eindelijk los en een nieuwe wind binnenwaaien. Je dagen zijn geteld, je doden zijn begraven.

Strafpunten in het stemhokje

Politici van allerlei slag hebben de jongste maand uitspraken gedaan waarmee ze groepen mensen beledigen, zonder hun beledigingen met cijfers hard te maken. Dat leidt tot applaus bij de achterban, maar tot woede bij een meerderheid. Het wordt tijd dat we in het stemhokje strafpunten kunnen uitdelen.

Is het een ziekte van onze tijd? Is het onder invloed van Facebook en Twitter dat beleidsmakers zomaar hun gal spuien, boude uitspraken formuleren, niet door feiten gestut? Brussels burgemeester Yvan Majeur (PS) stelt dat ‘de Vlamingen zijn stad komen bevuilen’, in de vorm van hooligans. Kris Peeters (CD&V) zegt als minister van Werk dat we ‘boven onze stand leven’. Jan Jambon (N-VA) beweert dat ‘een significant deel van de moslims’ danste na de aanslagen van 22 maart. Obligaat volgt op zo’n uitspraak dat het niet zo bedoeld was, dat we niemand wilden kwetsen, om er in dezelfde ademstoot/rochel aan toe te voegen dat we er toch geen letter van terugnemen. Afzwakken om politiek te overleven, bevestigen om de achterban te pleasen. Vooral de manier waarop minister Jambon zich in bochten wringt, is aandoenlijk. Het ging ‘niet om honderden moslims’ maar het was wel degelijk ‘significant’. Uhu?…

Een burgemeester of minister mag ‘dingen benoemen’, ja. Hij mag mensen ook wakker schudden als onderdeel van zijn beleid, hij mag een kat een kat noemen. Als hij al gelooft dat een kat onder dwang haar streken afleert – nog niet vaak gezien. Hoe dan ook moet wat een kat lijkt eerst onder de statoscoop.

Het gemak, de decadente nonchalance waarmee cijfers en bewijzen links worden gelaten, waarmee beledigingen gratuit worden geuit, is beleidsmakers onwaardig, is politiek totaal niet correct. De verbolgenheid over de demarche van Jambon was groot, bij oppositie én meerderheid, vooral omdat zijn uitspraak stigmatiserend is. Het was evenwel Emir Kir, burgemeester van Sint-Joost-ten-Node, die de vinger het pijnlijkst op de wonde legde. In vier woorden: “U bent minister, he.” Zo is het. Een minister baseert zijn beleid op analyse, niet op buikgevoel. Om de begroting op een rij te krijgen, schakelt hij het Federaal Planbureau in, het volk verontwaardigen, mag kennelijk op lossere grond.

Peeters, Majeur en Jambon weten donders goed dat een ruim deel van de bevolking hun uitspraken afkeurt. Het hele punt is dat dat er niet toe doet. Met grove uitspraken jaag je misschien zeventig procent van de kiezers tegen je in het harnas, maar je drukt ook dertig procent dichter tegen de borst en dat is ruim genoeg om verkozen te geraken en minister te worden. Niet lang nadat uit een peiling van La Libre en RTBF blijkt dat N-VA zes procent van zijn kiezers verliest, voornamelijk aan het Vlaams Belang, weet Jambon die zes procent weer lekker tegen zich aan te trekken. Al de rest doet er niet toe. Al wie nooit voor hem koos en dat nooit zal doen, is quantité négligeable.

Dat hele achterbanbeleid is zorgwekkend. Wie denkt nog in het algemeen belang, wie zoekt nog naar oplossingen die een maximale groep dienen zonder anderen te schaden? Vandaag kijkt de zeventig procent met lede ogen toe hoe de dertig procent wordt bediend. We staan machteloos.

Het wordt de hoogste tijd dat die zeventig procent instrumenten in handen krijgt om die antipolitiek af te straffen. Een mogelijke oplossing is de ‘antistem’ of ‘tegenstem’. Dat zou inhouden dat je in het stemhokje moet kiezen: een stem voor een persoon of een partij of een stem tegen een persoon of een partij, die dan een stem wordt afgetrokken. Vaak weten burgers niet meer voor wie ze moeten kiezen, maar weten ze heel scherp waar ze absoluut tegen zijn (niet die naïevelingen!, niet die fanatiekelingen!, niet die racisten!,…). Geef hen de kans om te zeggen: dit is een no passaràn.

Ik wil niet stigmatiseren, het voorbeeld is lukraak, maar geef burgers de kans om vandaag Jan Jambon duidelijk te maken dat ze de samenleving die hij voorstaat niet onderschrijven. Zorg dat ze dat niet meer onzichtbaar hoeven te doen, via stemmen voor alle mogelijke andere politici en partijen. In verspreide slagorde bereik je niets.

Een negatieve stem kan dan een stem worden voor een positieve politiek. Een stem voor politici die zich niet permanent op de borst kloppen voor het ‘lef’ om dingen te benoemen ‘die iedereen vindt, maar niemand durft zeggen’ (dat zullen we dan nog wel eens zien). Een stem voor politici die het collectief belang omarmen.

Het saldo aan stemmen minus tegenstemmen wordt dan een graadmeter voor het politiek niveau. Als we dan ook eens de stemplicht afschaffen, krijgt de politiek eindelijk een spiegel voor. Misschien kweken we dan weer staatsmannen in plaats van macho’s. Of komen vrouwen aan de macht.

Behandeld als grote mensen

vrijheid

Het is ik-weet-niet-hoe-lang geleden. Maar vandaag, 7 april 2016, had ik nog eens het gevoel in dit land als grote mens te worden behandeld, als volwassen vent die zijn eigen keuzes kan maken. Minister van Werk Kris Peeters (CD&V) komt met een uitgewerkt voorstel om de 38-urenweek af te schaffen en om overuren cash uit te laten betalen. Stel je voor dat we voortaan nu eens echt tot 45 uur per week kunnen werken (waarom zelfs niet meer?) zonder dat een vakbond ons handje komt vasthouden – of moeten we zeggen: ‘komt strelen’? – en in onze plaats weet te orakelen dat dat niet goed is voor ons welzijn en we een burn-out gaan krijgen. Beeld je in dat ons geen Daens-complex meer wordt aangepraat omdat we toevallig goesting hebben om voor onze boeiende job een tandje bij te steken, om een collega en chef gelukkig te maken en klanten tevreden te stellen. Dat eens simpelweg aanvaard wordt dat wij kicken op eens goed doorvlammen en uren kloppen en dat wij ons met plezier laten ringeloren door die sluwe snoodaards van het patronaat. Met onze knieën op een meetlat slagersvloeren schrobben, onder de dreiging van nare lederen zweepjes. En de chauffage die te laag staat. Kom maar af, spank me! And show me the money.

Met dat geld neem ik op kalme weken een citytrip en drink in the late night bar een cocktail op de gezondheid van alle stervelingen die zogezegd hun rechten niet hebben kunnen verdedigen en aan wie ik mijn midweekvakantie te danken heb. Hoe mooi zou dat zijn? Eindelijk gerechtigheid voor de zelfdenkende, mondige burger, eindelijk tot wasdom verwelkomd. Avondlijk thuiswerk dan toch eens gewoon wettelijk verzekerd voor het geval ik met mijn oog op mijn balpen in slaap val.  Eindelijk bevrijd van schavuiten die hun fans tellen en zonder te checken poneren de rechten te verdedigen van ook al wie niét als angsthaas lidgeld betaalt voor een club die ons tegen wie-weet-ooit-eens-welk ontslag of verlies van verlof op Pinkstermaandag wil beschermen. Wat zou dat goed voelen!

Mijn verbeelding was nog maar net geprikkeld door de heer Peeters, of ik werd zot van glorie door een voorstel van Jong Groen. Die frisse knapen willen mij de kans bieden om een paar goede vrienden gelijk te stellen met erfgenamen in de tweede graad (mijn broer of zus dus). Ronduit fantastisch is dat. Naar hun plan kunnen een vriend en ik dan erfgenaam van elkaar worden en verlof krijgen voor elkaars huwelijksfeest of begrafenis. Doe maar eens heel zot en tel de voorstellen van Kris Peeters en Jong Groen op. Dat zou betekenen dat wij zeggenschap krijgen over werk en vrienden, over wat we de hele dag uitvreten dus en over wie we graag zien. Dat kan toch bijna niet de bedoeling zijn van politiek? Ik die dacht dat ons uitspreken over een brug over ’t Scheld of over een vrijhandelsakkoord met Oekraïne het maximaal haalbare was. Neen, hoor.

Het voorstel van de jonggroenen komt er allicht nooit in de bonusvorm waarin ze het zelf voorstellen en dat zou ook niet goed zijn. Nog wat meer verlof kunnen onze bedrijven niet aan, me dunkt, ‘de concurrentiekloof met de ons omringende landen’, je weet wel. Maar gooi dit prachtige kind niet met het badwater weg en laat mensen kiezen: familie of vrienden. Een oude broer die je talent en speelgoedautootjes achttien jaar wist te kraken, op diens begrafenis hoef je niet te zijn. Het geld van je vader die je even lang misbruikte, hoef je niet te hebben. Geef mensen munitie om zich daarvan te verlossen, zorg dat ze hun verlofdagen en erfenissen zelf moeten kiezen – ruil een familielid voor een vriend – en doe hen loswrikken van de ketens die hen al een volwassen leven lang omknellen. Beloon de vrienden die hun waarden delen, die je met wodka en woorden door je donkerste uren hebben gesleurd, daar in dat putje van de nacht. Het voorstel van Jong Groen kan helend zijn voor hele generaties.

Het sprankelende idee van deze vrije denkers leidde mijn gedachten ook af naar de begrafenis, jaren geleden, van een vriend. Pas een week nadat het uit was met zijn liefje, kwam hij tragisch om het leven. Dat meisje had jarenlang de diepste intimiteit met hem gedeeld, maar liep nu alleen in de begrafenisstoet, ver achter de broers en zussen die elkaar stutten en zonder een arm om haar heen. Want het was toch ‘uit’, dus viel de jongedame ook uit de familie, die altijd voorop loopt. Je reinste eenzaamheid, opgedrongen door kaders en rituelen.

Ironisch genoeg zullen Kris Peeters en Jong Groen nooit elkaars ontketenende plannen verdedigen. Ik zie de groenen niet meteen een voorstel steunen dat werkgevers ademruimte geeft en vakbonden enigszins kan verontrusten. Daarvoor schurken ze te dicht tegen de socialisten aan en zien ze te weinig in dat ze eigenlijk een modern, hoogopgeleid en kritisch kiespubliek dienen dat beslist voor zichzelf weet te zorgen, vooral voor de staat naar Brussel treint en alles wat staking heet fors beu is. Evenmin zie ik de christendemocraten plots gewillig de hoeksteen van de samenleving onderuit halen en een dikke maat of een ex-lief waarmee je nog knuffelt, met je moeder gelijkstellen.

Toch dienen beide partijen met deze voorstellen dezelfde burgers. Zij die willen gaan waar ze willen en staan waarvoor ze staan. Zij die bewuste keuzes maken, wars van tradities. Zij die naar eigen wens hun loopbaan willen vormgeven. Zij die geen paperassen willen invullen voor elk klein recht. Zij die van job zouden veranderen als hun fiets gratis op de trein kon. Zij die wel geld zien zitten in plaats van een bedrijfswagen. Geef ons politici die alles in het werk stellen om ons vrijheid in plaats van veiligheid te garanderen. Die alles geven om ons voor altijd gerust te laten.

Black

black

In Image en Black tonen regisseurs Bilall Fallah en Adil El Arbi de rauwe realiteit van Marokkaanse en Afrikaanse straatbendes in Brussel. Ze doen dat met schoonheid en empathie en brengen inzicht op twee vlakken. Eén: wie zich door de samenleving uitgesloten voelt, trekt zich terug in de eigen, verharde groep. Twee: die groep is soms vuil en lelijk en je raakt er heel moeilijk uit.

Stel: je zoon komt thuis en vertelt bang dat hij van zijn klasgenoten een pak rammel heeft gekregen. Ga je dan de feiten verdoezelen en zeggen dat ‘het best nog wel meevalt’? Neen, je neemt de feiten ernstig. In het beste geval probeert u wel het verhaal van die jongens te kennen en te begrijpen.

Eerlijkheid redt

Dat is exact wat Fallah en El Arbi doen. Ze tonen hoe door mechanismen van stigmatisering en uitsluiting – door de media, door de politie, door elkaar en door blanke Vlamingen – Marokkaanse en Afrikaanse jongeren hun hoop verliezen, op zichzelf en hun groep terugplooien en in de criminaliteit belanden. Ze wekken inzicht in daderschap en van daaruit empathie. Maar vooral tonen ze zonder enige verbloeming waartoe die daders (in casu: van andere origine) in staat zijn: ‘flamand’ als scheldwoord gebruiken, een pedoseksueel op klaarlichte dag in elkaar timmeren, in groep een agent te lijf gaan (Image), in groep ook jonge meisjes verkrachten (Black).

Ethnic profiling of etnische stigmatisering zou het Minderhedenforum dat noemen, om daarmee ook het probleem onder de mat te vegen. Dat wordt natuurlijk lastiger als die regisseurs zelf Marokkaanse Belgen zijn. Zij gaan met de werkelijkheid alvast minder verkrampt om. Langs hun harde aanpak bewijzen zij een grote dienst aan de Marokkaanse en Afrikaanse gemeenschap. Wie eerlijk is, mag ook zijn hele verhaal doen. Dan wordt er wel geluisterd.

Verstikking

Sommige kruisvaarders tegen racisme noemden Black stigmatiserend voor (vooral) de Afrikaanse en (ook) Marokkaanse gemeenschap. ‘Elke Marokkaan of Afrikaan wordt weer voorgesteld als een dief of verkrachter.’ Die veralgemening laat ik voor hun eigen rekening, sommige mensen zoeken met een bus olie in de hand naar een vuurtje.

Door Black als stigmatiserend weg te zetten, doen zij hoofdpersonages Mavela (Martha Canga Antonio) en Marwan (Aboubakr Bensaihi) en al wie zich met hen verbonden voelt, geweld aan. Zij zijn ook Congolese of Marokkaan, maar vooral slachtoffer van hun eigen omgeving. Marwan wil werk zoeken, zijn broer verslijt hem daarvoor als ‘flamand’. Mavela zoekt bescherming, veiligheid, erkenning, maar betaalt daarvoor de hoogste prijs. Ze moet vriendinnen verraden, zich aan mannen onderwerpen. Groepsdruk bestaat ook in kleinere vorm: in Image schaamt de stoere Nabil zich al te sterk om gitaar te durven spelen en een liedje te zingen.

Die nuance is de werkelijkheid die sommigen niet willen zien. Die sommigen verdedigen heel terecht de vele vrouwen en mannen die in vrijheid een hoofddoek dragen, cola boven alcohol verkiezen, zich kuis en monogaam gedragen. Zij vergeten het wel op te nemen voor de Marwans en Mavela’s, voor mannen en vrouwen die van onder hun hoofddoek willen losbreken, die alcohol willen drinken zonder zich bekeken te voelen, die in alle veiligheid hun niet-moslimlief aan hun ouders willen presenteren, die VRT-journalist willen worden zonder als verrader te worden versleten. Die noch in de ogen van de flamands, noch in die van de moslims ooit goed kunnen doen. Fallah en El Arbi hebben zich alvast van die beklemmingen verlost, keren zich nog even om en richten er hun camera’s op. Alleen in vrijheid tiert de artiest welig.

Schoonheid

Fallah en El Arbi kunnen zichzelf nog verbeteren. Ze leggen veel nuance in hun Marokkaanse en Afrikaanse hoofdrolspelers, maar maken in Image een cliché van de ‘sensatiepers’, al zit de bottomline van hun analyse wel juist. In Black is het scenario dan weer al te klassiek en voorspelbaar. Het Romeo & Juliette-verhaal wordt in de slotscène toch wel iets te apocalyptisch uitgewerkt.

Toch storen die euvels niet. In Image is de verpakking wat krakkemikkig, maar zit de boodschap juist en is het verhaal onderhoudend.

Ook in Black is het rasterwerk dus wat eenvoudig, maar wat zich daar binnenin afspeelt, is van een unieke schoonheid. Twee pubers die alleen te klein en te bang zijn om tegen de stroom in te gaan, die liefhebben in een kwade wereld. Ze spreken niet af in een bruine kroeg met sjieke kringloopsofa’s in de Dansaertstraat, maar in de Quick van het Noordstation. Ze drinken langs rietjes, maken grapjes en lachen breed, ze swipen op hun smartphone en hebben het over dingen waarover jongeren het hebben, over une casquette die al dan niet de la classe is. Hun tred, hun bewegingen, hun begroetingen, het zit allemaal juist. Er zijn Marokkaanse regisseurs nodig om dit zo naturel neer te leggen.

Adil El Arbi en Bilall Fallah leggen in hun eigen gemeenschap de vinger op de wonde, sleuren de blanke Vlaming met zijn neus door zijn vooroordelen en tonen hun talent. Politiek links en rechts horen hen dringend als spin doctors binnen te halen.

The Imitation Game

imitation groot

The Imitation Game vertelt het verhaal van wiskundig brein Alan Turing (Benedict Cumberbatch). Hij ontwierp een machine die de geheime codetaal van nazi-Duitsland wist te kraken, waardoor de Tweede Wereldoorlog sneller tot een einde kwam. Turing werd miskend in zijn genialiteit en later chemisch gecastreerd voor zijn homoseksuele geaardheid. Hij pleegde zelfmoord in 1954. Regisseur Morten Tyldum brengt eerherstel.

Het levensverhaal van Alan Turing spreekt zo tot de verbeelding, dat een film over dit genie of deze dramatische figuur haast niet mis kan lopen. En Tyldum stelt ook niet teleur, zijn scenarist Graham Moore al helemaal niet. The Imitation Game moet het niet hebben van zijn originaliteit, maar is een heldere vertelling over een zeer complex probleem. Over Duitse geheime codes en een machine die die te tracht te kraken, komen we net genoeg en nooit te veel te weten. Uw fobie voor wiskunde steekt hooguit in achterkamers de kop op. Tyldum en Moore brengen ook de kostschooljaren van Turing én zijn naoorlogse dagen in beeld, en toch kan de kijker makkelijk volgen.

Deze film speelt op maandag 2 november 2015 in De Roma in Borgerhout. Lees meer op Film in de Buurt.

Le Meraviglie

le-meraviglie groot

Een Etruskische imkerfamilie werkt in Le Meraviglie volgens een traditioneel en arbeidsintensief recept. Ze tracht het hoofd boven water te houden. Een reality-tvshow over authentieke productieprocessen kan geld in het laatje brengen, maar krijgt geen kans bij de pater familias, die elke moderniteit vervloekt. Dochterlief ziet in de show een reddingsboei naar een jong en normaal leven.    

Alice Rohrwacher maakt een film die zelf van alle poespas en moderniteit is ontdaan. Ze gaat weinig tot niet op zoek naar fotogenieke shots, houdt het even droog en kaal als het onderwerp waarop ze haar camera richt. We zien een armtierig gezin met vier dochters, in een betonnen huis zonder deuren en zonder privacy om in op te groeien. Le Meraviglie staat kwetsbaar naakt en is even kostbaar als bijen in een honingraat. Een kleinood om tegen de borst te drukken.

De film draait rond de gespannen relatie tussen de ingeweken Duitser Wolfgang (prima vertolkt door onze eigenste Belg Sam Louwyck) en zijn oudste dochter Gelsomina (Maria Alexandra Lungu). Zij moet zowel de imkerij mee runnen als haar drie jonge zussen commanderen en helpen opgroeien. Haar vader redt het niet zonder haar hulp en in plaats van dolletjes een meisje te zijn, staat Gelsomina paraat voor elk labeur. Het stemt je treurig te zien hoe haar vriendinnetjes zich opmaken voor een feest.

Lees verder op Film in de Buurt. Deze film speelt vanavond, zaterdag 24 oktober 2015, in De Roma in Borgerhout.

Every Thing Will Be Fine

wenders

In Every Thing Will Be Fine hijst een schrijver zijn leven moeizaam op de schouder. Hij heeft een kleine jongen dodelijk aangereden. Een grootmeester als Wim Wenders bedient zich niet van dramatische scènes om te bewijzen dat dit sporen laat, er rolt geeneens een traan. Hij legt enkel een droef deken neer: vanaf nu gaan de dingen moeilijker en voor de rest doen we voort.

Wenders ontvouwt het verhaal als een complex gerecht dat zich in lagen prijsgeeft. Hij bedient zich van sobere beelden om treurnis en verwerking, doorzetting en grote eenzaamheid als permanente kleefband over zijn film te leggen. Een enig huis in een sneeuwlandschap, een stel lege ogen aan een schrijverstafel, een moeder die verhuist van de plek waar ze haar kind verloor. De zon op het gelaat van een zestienjarige jongen die moed vat. Vroegere geliefden die elkaar angstig aanraken, aan het aanrecht, op een weekdag.

Every Thing Will Be Fine is functioneel traag. De verteltijd lijkt haast met de vertelde tijd samen te vallen, de cruciale gebeurtenissen zijn met poëtisch geduld neergelegd, de kijker kruipt mee onder de huid en rilt. De scène rond het ongeval heeft een spanningsboog en een schoonheid die ik niet meer zag sinds de openingsscène van Inglorious Basterds van Quentin Tarantino. Ook hij gebruikte het desolate landschap en de traagheid als nagelbijters.

Thematisch sluit Wenders aan bij zijn vroegere werk. In Paris, Texas verteert een man de scheiding van zijn vrouw, in Der amerikanische Freund is kanker de boosdoener, Every Thing Will Be Fine draait om een dodelijk ongeval. Maar telkens biedt de protagonist op eigen, koppige wijze zijn moeilijkheden het hoofd. Liever door te zwijgen dan te praten, liever langs doorzetting dan langs analyse. Tot wanhoop van zijn geliefden en met alle relationele afbreuk die erbij hoort.

Every Thing Will Be Fine is schijnbaar simpel en er gebeurt niet onnoemelijk veel. De grote klasse schuilt ‘em ook in ontweken evidenties, in het schrappen van overbodige informatie of drama. We zien geen kind onder een auto liggen, geen bloed, geen traan. Een schrijver schrijft boeken, we weten niet waarover. Hij krijgt prijzen, maar speech en receptie worden ons bespaard. Hij begint geen relatie met de moeder van het kind dat hij heeft overreden. Die met liefde verwarde compassie is een pad dat immers al is platgetreden sinds pakweg de (uitstekende) films van Susanne Bier (Open Hearts, Things We Lost in the Fire en Brothers), 21 Grams van Alejandro González Iñárritu en Monster’s Ball van Mark Forster. Charlotte Gainsbourg blijft dan maar een keertje onbemind. Een keuze van Wenders die mijn hoogste respect geniet. Ik zou het niet kunnen.

Regie: Wim Wenders, Met: James Franco, Charlotte Gainsbourg, Rachel McAdams, Marie-Josée Croze, Julia Sarah Stone, Robert Naylor

 

Kouder dan de maan

Ons beste gesprek
ging over je ex
seks
is er nooit van gekomen

ik zat al in je vriendenzone
voor ik in je kamer kwam
jij

bent er nooit gekomen
bleef droger dan beschuit

was het niet meer uit,
nu ik langs je oor
mocht strijken?

waar een doorbraak
leek te lijken
legde je weer lijnen neer

je kat had geen naam
jij staat kouder dan de maan
en verder
van mij

kan je niet komen

mijn beste seks
was met mijn vorige ex
ver waarvan
wij

ooit zullen dromen.

Zo oud als The Scabs

scabs

Wij hadden de agenda’s samengelegd en een paar data op mail gezet om naar The Scabs te gaan zien. Drie weken later, op een vrijdagavond in Diest, paste het best naar co-ouderschapsregelingen, babysit en gecancelde meetings. Diest, dat was een eind rijden met de bedrijfswagen, maar je kon er makkelijk parkeren en we hadden het goed gevonden.

Bij het binnengaan kregen wij een stempel op de hand, was dat nu echt nodig? Ik was eind januari niet van plan om buiten te gaan smossen met twintigjarige meisjes die Guy Swinnen via hun vader kenden en The Scabs zelf ook wel goed vonden – “sommige nummers toch, ni allemaal”. Komaan, wij zijn vanachter in de dertig.

Wij, dat zijn vier vrienden die al erg lang geen liquor store meer gerobbed hadden, maar vanavond gingen uitvissen hoe dat alweer gevoeld moest hebben. The Scabs, dat heette mijn eind jaren negentig smerige sound, vettige gitaren, hun stemvork was een boomzaag. The Scabs stonden voor pijn, opengereten wonden en schuldgevoel bij het dumpen van een meisje van een weekend. De nasale Swinnen: de hard times in hoogsteigen persoon, je brulde mee en omhelsde vrienden, verenigd in de smart. Je spoelde door met liters bier dat in je T-shirt van een week plakte, vrienden botsten lallend in smalle steegjes tegen elkaar aan, als fletse golfslagjes tussen kaai en vissersboot. Eindigen deed je in een plas voor je kot. I had the time of my life, ‘till the day that my luck took a dive. De straat mocht het weten, wie had zoveel verdriet?

In Diest waren de jeugdpijnen al lang begraven en na echtscheidingen relatief gebleken, we waren verstild. We overlegden wie Bob zou worden en legden een potje, voorlopig twee bonnekes de man. Ik dacht mijn jeugd terug te spoelen, maar we  hielden een jas om de arm. We stonden achteraan, niet te ver van de toiletten. Willy Willy zag ik nog een duim hoog, een skydive zou er niet meer van komen.

Eind januari in een concertzaal in Diest voelde ik mij te oud om jong te zijn, te jong om oud te zijn. Ik voelde me onbestemd. Ik was tot wasdom gekomen, dat wel. Gewroet op de arbeidsmarkt had me nu echt een goede job gebracht en vier vrienden bleken al jaren afgeroomd boven te drijven. Veel gedoe dat niet meer gedaan moest worden, maar daarmee was ook het feest gedoofd.

Op Hard Times knuffelden wij echt en diep, maar bloednuchter en met geruite hemdjes aan, daarop een trui met een V-hals. Vrouwen rondom mij droegen een foulardke op manègeblousen, maar waren zich van geen barbarij bewust. Zij hadden dit avondje-nu-echt-eens-voor-zichzelf al maanden geboekt en bij trimestrieel uitgaan hoort gepoeder en burgerij. Ze praatten luid en namen de muziek niet in zich op. The Scabs als workout, het draaide om ‘er even tussenuit’. Om een boog die niet altijd gespannen hoeft te staan, om op tijd leuke dingen doen met je partner.

Voor deze vrouwen en hun mannen is het goed zo. Zij vertrekken voor de bisnummers om de babysit af te lossen, zij hebben een kroost om vroeg voor op te staan. Hun bestaan heeft zin dankzij prioriteiten, zij geven het leven door. Om middernacht zijn zij voldaan. Maar waar moet ik heen, kinderloos, als ik The Scabs niet meer voel? Als ik op een duizendste dansfeestje de fut wat verlies? Als ik twee pintjes en ne water drink?

Eind januari sta ik in een concertzaal in Diest. Ik zie in een twintigjarig meisje met crystal eyes de belofte van nieuwe sensaties, van onbedorven feestgedruis. Van helemaal opnieuw en samen helemaal anders. Ik heb een stempel op mijn hand. Haar vader zie ik niet.

De Wever, vanop links bekeken

de wever links(foto: http://www.vandaag.be)

De Wever heeft op Reyers Laat van woensdag 7 januari 2015 gezegd dat hij de gebeurtenissen in Parijs verschrikkelijk vindt voor de vele mensen die goedhartig de islam beleven. Hij heeft niet van aanslagen in naam van een religie gesproken, maar van aanslagen in naam van een ideologie en hij maakte de kijker erop attent dat dat ook gebeurt binnen andere ideologieën. Hij heeft geen geloofsgroep of minderheid beledigd noch veralgemeend en is hard geweest voor misbruikers van het geloof. Hij vreest dat deze aanslag niet het einde is en stelt scherpe maatregelen voor om erger te voorkomen. Tot zover niets mis mee.

Bart De Wever deed wel een bedenkelijke uitspraak over ‘allianties tussen de PVDA en radicale moslims’. Dat lijkt me nogal onwaarschijnlijk en ik vind dat hij bij zulke uitspraak man en paard moet noemen.  We zien in televisiedebatten, ook die van Terzake en Reyers Laat, al te vaak dat De Wever spitante uitspraken mag doen zonder dat hij daarbij bewijzen op tafel moet leggen, het wordt hem te gemakkelijk gemaakt. Misschien is hij te snel en te slim.

Maar tot daar aan toe. De Wever heeft verder nergens gezegd dat de islam een verwerpelijke godsdienst is die het kwaad in zich draagt, dat kan je hem niet aanwrijven. Hij mag gerust zeggen dat die godsdienst dominant zou kunnen worden, zolang hij die individuele gelovige niet aanvalt en hem de vrijheid geeft zijn geloof uit te oefenen.

Eenzijdig discours

De kritiek die je op Bart De Wever kan geven, zit niet zozeer in vermeende veralgemeningen of racisme. Die zit in het discours dat hij kiest. Naast N-VA-voorzitter is hij ook burgemeester van Antwerpen. En van een burgemeester of verantwoordelijke voor een politiek beleid verwacht ik staatsmanschap. Dat staatsmanschap vereist dat je naar de behoeften van alle Antwerpenaren luistert en dat doet De Wever helemaal niet.

Hij is dit uitgebreid debat in Reyers Laat begonnen door zijn bezorgdheid uit te drukken over mogelijke aanslagen in zijn stad, omdat die de grootste joodse gemeenschap herbergt van Europa. Antwerpen is het ‘Jeruzalem van het Noorden’, zegt hij. Hij drukt nergens zijn bezorgdheid uit over mogelijke represailles voor de Charlie Hebdo-aanslag op islamitische gebedshuizen. Vlijtig is hij anders wel om de moslims op te roepen zich van het geweld van Islamitische Staat te distantiëren. Bij mijn weten heeft hij de joodse gemeenschap nooit opgeroepen zich te distantiëren van de door de Verenigde Naties aangeklaagde terreur van Israël op Gaza. Om maar één voorbeeld te noemen. De burgemeester is overigens gespot als spreker op een feest van een pro-Israëlische organisatie in Antwerpen, maar op het Offerfeest zien we hem niet.

De Wever sprak over repressie en harde aanpak van deze extremisten “waarmee niet meer te praten valt”. Maar het gaat niet om praten met extremisten, maar met al wie vatbaar is voor hun ideeën.  De Wever had zich groots kunnen tonen in een poging inzicht te krijgen in de drijfveren van deze terroristen. Hoe komt een weldenkend mens zo ver dat hij tekenaars gaat uitmoorden? Arabiste Annabell Van den Berghe is die jihadisten gaan opzoeken en kwam tot een antwoord: deze mensen voelen zich in het westen buiten de maatschappij gezet, ongeacht hun socio-economische positie. Dààr moet iets aan gedaan worden. Meer agenten inzetten is goed voor de veiligheid, maar ondertussen flakkert de woede van sommige moslimjongeren in stille huiskamers op.

Stigmatisering

Bart De Wever roept die woede mee op en dat is onvergeeflijk voor de burgemeester van een multiculturele stad als Antwerpen. Precies een jaar geleden, kort na Nieuwjaar, ging hij met de politie op patrouille en hij hoorde Arabische muziek klinken. Zijn commentaar: “Dat was toch wel even schrikken met de recente bomaanslagen in gedachten.” Dat is veralgemening en stigmatisering waar vele mensen en jongeren heel erg boos en verdrietig van worden.

Wanneer een partijgenoot de economische meerwaarde van Marokkanen, Algerijnen en Congolezen in vraag stelt – hoe duidelijk racistisch kan je eigenlijk zijn? -, wijst De Wever hem niet terecht, maar hangt hij een verhaal op over ons migratiemodel. Een andere partijgenoot stelde dat mensen die van een uitkering leven minderwaardig zijn. De Wever geeft geen krimp. Nog een ander lid van zijn club liet als schepen van Sociale Zaken geen kans voorbijgaan om te benadrukken dat racisme relatief is, zonder met een plan te komen dat het werkelijke racisme aanpakt. Een vierde kameraad noemt nachtwinkels, bijna uitsluitend uitgebaat door mensen met een migratieachtergrond, ‘imagoverlagend’ en legt de uitbaters een taks op van liefst 1500 euro per jaar. Dat is niet alleen pure willekeur op basis van persoonlijke smaak en dus grove discriminatie, maar het werkt ook nog eens stigmatiserend en veralgemenend (“er zijn een aantal malafide uitbaters bij” – wie wel, wie niet?). Waar moeten deze mensen een andere job vinden? In Syrië?

Trekt uwe plan

In Antwerpen leven 1 op 4 kinderen in armoede (tegenover 1 op 10 in Vlaanderen). Is dat geen punt waard in dit debat? In België (en Vlaanderen) is de kloof in de tewerkstelling van allochtone en autochtone burgers de grootste van heel Europa. Personen met een migratieachtergrond vinden ook nergens zo moeilijk een job als in ons land. Daarnaast beëindigt 30 procent van de jongens en 25 procent van de meisjes met een migratieachtergrond zijn middelbare school zonder diploma, tegenover 7 en 5 procent bij de gemiddelde Vlaamse jongens en meisjes.

Wie voor dit alles verklaringen zoekt in ‘de andere cultuur’, doet de waarheid schromelijk tekort. Ik deed zelf onderzoek naar discriminatie op de woningmarkt en stelde vast dat een Saïd meer dan 4 op 10 keer minder enthousiast (of helemaal niet) wordt onthaald dan een Johan. En er zijn tal van parallelle onderzoeken die dezelfde trend bevestigen. De arbeidsmarkt is in hetzelfde bedje ziek. Het Minderhedenforum publiceert binnenkort de resultaten van een onderzoek naar discriminatie in de sector van de dienstencheques en ook die lijken veelzeggend te worden. Waar blijft hier de ‘harde repressie’, mijnheer de burgemeester? En is al wie roept dat ‘die allochtonen’ ‘ook eens mogen werken’ of ‘in getto’s leven’, ook bereid ze een job of een appartement in een mooiere wijk aan te bieden? Uit de Vlaamse Regionale Indicatoren 2014 van de Studiedienst van de Vlaamse Regering blijkt dat 38 procent geen vertrouwen heeft in personen met een migratieachtergrond.

In de communicatie van Bart De Wever is voor al deze problematieken geen aandacht en moet vooral ‘de moslimgemeenschap’ zijn verantwoordelijkheid nemen.

Buiten de club

Bart De Wever trekt de kaart van de repressie en wijst ‘de moslimgemeenschap’ op haar verantwoordelijkheid. Hij verliest dat recht wanneer hij zelf mensen stigmatiseert en stigmatisering en racisme wegwuift en wanneer hij niet luistert naar een deel van zijn burgers en de enorme problemen waarmee zij vandaag kampen. Hij maakt zichzelf helemaal onmogelijk als hij de Belgische nationaliteit van Syriëstrijders wil gaan beroven en zegt dat terroristen mogen oprotten en niet meer welkom zijn in zijn stad of land. Dat is niet meer stigmatisering, maar overduidelijke uitsluiting, want deze Belgen moet berecht worden volgens het Belgische recht. Met een dergelijke uitspraak zeg je dat mensen van een andere origine nooit echt helemaal bij de club horen. ‘All men are equal, but some are more equal than others.’ Deze is niet van Voltaire, maar van George Orwell.

Lees ook De Wever, vanop rechts bekeken.

Bekijk ook de uitzending van Reyers Laat.