Whiplash

Een tirannieke muziekdocent drijft een drummer voorbij het uiterste in Whiplash. Zijn pupil bengelt tussen een harde wereld die naar de sterren leidt en een slappe omgeving die zijn ambitie niet begrijpt. Regisseur Damien Chazelle maakt een prent die knalt van het kruit en verder reikt dan de thema’s pesten en volharding.

Whiplash opent dreigend met een zwart scherm en een drumsolo in crescendo. Vlak daarop zien we een drummer in een schel verlicht achteraflokaaltje, aan het eind van een lange gang. Meteen sterke beeldtaal: hier zit een jongeman vol ambitie die tot de kleine uurtjes doorspeelt, ver weg van disco of snackbar. De 19-jarige Andrew Neimann (Miles Teller) is eerstejaarsstudent aan een hoog aangeschreven conservatorium en vastberaden om het tot Charlie Parker of Buddy Rich te schoppen.

In dezelfde scène zit de gereputeerde muziekdocent Terence Fletcher (J.K. Simmons) verscholen toe te kijken. Hij daagt Andrew meteen uit om het beste van zichzelf te geven en duwt hem even snel duimbreed neer in het hoekje waar hij zat. Het duel is ingezet, de spelers staan paraat, Whiplash wordt van hieraf verder ontkurkt. Damien Chazelle houdt de vaart erin, brengt het nieuws vooraan. Hij lijkt wel een journalist.

Daagt een harde aanpak uit tot persoonlijke groei? Tilt ultieme vernedering ons op een hoger niveau, zijn zoete wraak en faalangst de juiste drijfveren? Worden we slap als iemand zegt: ‘dat heb je goed gedaan’?  Die vragen schotelt de 29-jarige Damien Chazelle ons voor en hij laat als een volleerd dramaturg de antwoorden in het midden. Ouders met uiteenlopende visies op opvoeding hebben een vette kluif aan dit zinderende Whiplash.

De prent leunt dicht aan bij Black Swan van Darren Aronofsky (2010), waarin ballerina Natalie Portman een al even tirannieke dansleraar moet trotseren om de top te halen. Toch gaat het in die prent meer over machtsmisbruik en seksuele intimidatie door een leraar op zijn pupil, in één richting. In Whiplash zit de relatie tussen Fletcher en Andrew complexer in elkaar. Het is een lange partij armworstelen waarin de verhoudingen beurtelings kantelen. Adoratie en afkeer vechten om voorrang. Wie heeft wie nodig, wie houdt wie onder de knoet, is de liefde groter dan de haat?

Chazelle maakte ook meer dan een film over pesten en educatieve waarden. In essentie gaat Whiplash over eenzaamheid en niet begrepen worden. Andrew bulkt van het talent, maar zijn familie doet meewarig over het belang van muziek. De fanatieke Fletcher kan hem uit die duffe wereld trekken, maar ook recht de hel in. Hij vormt een gevaarlijk baken van vertrouwen.

Whiplash lijkt even te bezwijken onder overdrijving en drama, maar houdt uiteindelijk stand en zet de kijker aan het denken. De muziek en de helse montage van drumritmes en grimas zijn verbluffend. ‘Goed gedaan, Damien Chazelle.’ Of zeg ik dat beter niet?

Whiplash

Cobain: Montage of Heck

Kurt Cobain was gevoelig, authentiek en trouw, en afwijzend tot razend op al wie dat niet was. Met de rockumentary Cobain: Montage of Heck kan je daar moeilijk naast kijken. Het materiaal waarvan regisseur Brett Morgen zich bedient, is indrukwekkend. De familie Cobain leverde hem unieke dagboekfragmenten, tekeningen en video-opnames.

Deze Cobain-film is luid en dat ligt niet aan de grunge van Nirvana. Brett Morgen heeft ongetwijfeld met de handen in het haar gezeten toen hij al het ruw materiaal voor zijn film bij elkaar kreeg. Te veel om mooi te zijn en voor de regisseur was het duidelijk moeilijk kiezen. Hij maakt een drukke film met snelle montages uit dagboeken, tekeningen en brieven van Cobain en vult die aan met verrassende video-opnames van Cobain als kleuter en van zijn liefde met Courtney Love. Daarbij nog eens animatiefilmbeelden van Kurt en interviews met Courtney, met zijn ouders en met bassist Krist Novoselic (Dave Grohl komt niet aan het woord).

Die amalgaam maakt licht misselijk, maar is ook indrukwekkend en allicht bewust. Met de duizeligheid die de kijker voelt, komt hij het dichtst in de buurt van de rommelbovenkamer die het brein van Cobain moet heten. Uit elke prent die Kurt Cobain tekent, uit elke dagboekzin die hij neerschrijft, spreekt een verpletterend bewustzijn. Hij is de hele tijd aanwezig in het leven, slorpt alles op. Zijn ratio is zo sterk dat zijn gevoel niet kan volgen. Veelzeggend is de reactie van zijn moeder toen zij op een cassette in huis voor het eerst de plaat Nevermind hoorde: “Ik was bang. Ik zei: ‘Dit gaat alles veranderen. Zet je maar schrap, want hier ben je niet klaar voor.’”

Cobain werd verteerd door angst voor verlatenheid en afwijzing, was er als de dood voor om zich belachelijk te maken. Zijn ouders en zus noemen hem een lieve jongen, altijd bezorgd om anderen, die geleidelijk ontgoocheld raakte en zich niet begrepen voelde. Niet in het minst door de scheiding van zijn ouders en het verplicht verhuizen van moeder naar vader, naar wie dan ook, omdat hij zo hyperkinetisch en onhandelbaar was (en nog meer werd). 

De verwerping, de verbreking van de harmonie, maakte Cobain furieus. Die furie kon hij kwijt in zijn muziek en een hele jongerengeneratie herkende zich erin. Hij had de pest aan interviews en opgeblazen krantenartikels over zijn (steengoede) band. Hij wilde de muziek voor zich laten spreken. De constante aandacht, de persperversies: Cobain kon het niet aan. “Nirvana is oprecht. Er is niks pretentieus aan”, zo zegt een fan het. Zo is het. En Kurt werd kwaad op al wie het niet was.  

Voor een echte muziekdocumentaire zit je beter met de uitzending Classic Albums: Nirvana Nevermind, ooit uitgezonden op Canvas. Brett Morgen maakt geen ontleding van songs, legt niet uit hoe die één voor één tot stand zijn gekomen. Uiteraard is de film doorspekt van Nirvana-hits, met ‘Oh Me’ prachtig gemonteerd op beelden van kleuter Kurt, een a-capellaversie door een koor op de clip van Smells Like Teen Spirit (kippenvel!) en het rauwe My Girl op MTV Unplugged. Maar Morgen focust op Cobain en zijn zoektocht naar echtheid, zielsverwanten en de liefde. Alles is liefde. We geven u al een kattenbelconversatie tussen Courtney en Kurt mee. De rest moet u zelf consumeren.

Kurt: “Courtney, ik schaam me niet om te zeggen dat ik van je hou en niemand kan me ooit van gedachten doen veranderen. Dankzij jou durf ik een man te zijn en met jou te pronken. Samen kunnen wij lepels buigen. We zijn als zwart roet dat van een graf geveegd wordt.”

Courtney: “Kus me, knappe dichter, geweldig neukbeest. Laat me voor altijd bij je zijn. Ik hou meer van je dan van m’n moeder. Ik zou Christus voor je aborteren. Ik maak mezelf ellendig om jou gelukkig te kunnen maken.”

Amy

amy

Ze was een vrouw die in ingeslapen kamers brandalarmen deed afgaan. Ze blies vuur door haar stem en keek je langs haar teksten recht de ogen in. Amy Winehouse wendde nooit haar blik af, was oprecht en verwoestend, haar gevoel lag altijd bovenaan. Asif Kapadia toont in Amy hoe ze in haar pijn groef om gouden songs af te leveren. En hoe ondankbaar we daarmee zijn omgegaan.

Amy laat je rillend en emotioneel verknipt achter en doet je een vriend missen waarvan je niet wist dat je hem had.” Het is een commentaar op deze beeldmooie documentaire, in de trailer gemonteerd, en hij is de nagel op de kop.

Gevangen

Al vanaf de eerste shots ben je gevangen door de hartverwarmende Amy. We zien in een homevideo hoe ze als jonge tiener een verjaardagslied zingt voor een nichtje, zomaar tussendoor, op de trap gezeten, en je denkt twee uur lang: waarom hebben ze jou van ons afgenomen?

Amy kijkt dan al recht de camera in en heeft de air van een ster. Randje arrogant, soms erover, maar altijd palmt ze je in. “Ze kon je het gevoel geven dat je super belangrijk was”, zegt jarenlang manager Nicky Shymansky, die zelf maar drie jaar ouder was dan Amy toen zij op haar zestien doorbrak. “Ik heb haar veel te dicht laten komen, heb geen afstand ingebouwd. Dat zou ik nu niet meer doen.”

Maar het was dus te laat en niet alleen voor Nicky. Zo charmant als Amy was, zo hard kon ze ook zijn – om haar eigen pijn een stap voor te blijven. Definitie van de gevaarlijke vrouw. Kapadia geeft een rauwe inkijk in de destructieve relatie van Amy met haar latere man Blake Fielder. Toen Blake afstand wilde inbouwen, nam Amy wraak door met zijn beste vriend te slapen. “Iemand van ons moest de ander gewoon kapotmaken”, hoor je Amy daarover zeggen, “want we bleven elkaars hart breken.” Toch kwamen ze weer bij elkaar.

Winehouse raakte nooit over de scheiding van haar ouders (What is it about men?), wilde soms volledig verdwijnen – in drank, drugs, in haar eetstoornis – en dat gevoel kon Blake toelaten. “Ik verstond haar. Op mijn negende heb ik een zelfmoordpoging gedaan. Niet zozeer omdat ik dood wilde, maar omdat mijn stiefvader mijn moeder sloeg.” Zijn begrip en hun drugsverslaving leidden haar ondergang in.

Functioneel leed

Het leven van Amy was een poort naar haar muziek, fantasie hoefde ze zelden op te wekken. In haar eerste vriendje Chris verliest ze interesse, het leidt tot haar eerste succes: Stronger than me. “You should be stronger than me, you’ve been here seven years longer than me.” Uit pijnlijke hartstocht met Blake werden Tears dry on their own en Back to Black geboren.

De absolute klasse van regisseur Kapadia is dat hij al het persoonlijk materiaal – de beelden, de citaten van Amy en van vrienden – enkel gebruikt om haar songs te doen begrijpen. Hij doet dat slim en met veel gevoel. Hij zoomt traag in op een bevroren beeld (een ‘still’) van Amy, monteert er emotionele citaten op (je hoort niemand saaiweg iets in de camera zeggen), en schakelt dan over naar een concert waarop Amy je neerslaat met haar bedwelmende stem en haar op geen enkel moment onthaarde teksten. Je wordt van emotie tot emotie geleid, maar klef en vals voelt het nooit. Huiveringwekkend is de studio-opname van Back to Black. Ze slaat iedereen met verstomming op een moment dat het helemaal fout leek te gaan.

Iedereen misleid

Toch hielden haar topprestaties en haar ondergang minder contrast in dan je zou denken. Amy kwam bij momenten bovendrijven door haar ongelooflijk talent en groot verstand en haar blijvende wil om mooie muziek te maken, maar reed eigenlijk in één lange trek haar lichaam de vernieling in. Al die Grammy’s waren geen tekenen van plots herstel, enkel van grote klasse. Haar directe entourage werd er door misleid. Amy toont heel goed hoe die mist wordt opgetrokken om verslaving te verdoezelen. De film is in die zin meer dan een uitstekende muziekfilm en vertederende biopic, maar ook gewoon rasechte schooltelevisie.

Leedvermaak

En waar ze Amy dan zeker mogen draaien, is op de journalistenschool. Het lepelt je hart uit hoe je ziet dat de wereld zich vrolijk maakte om Amy’s dronkenschap en heroïne- en cocaïneverslaving – in tabloids, latenightshows, ja zelfs op prijsuitreikingen (“kan iemand deze namiddag Amy gaan wakker maken om te zeggen dat ze gewonnen heeft, die zatlap?”). Ze was opgejaagd wild. Er is in deze docu het wraakroepende beeld waarin Amy geen kant meer uit kan, ze staat dronken te staren en wordt omringd door flitsende camera’s, en wacht dan maar tot de vernedering voorbij is. Amy kon niet meer weg: “I’m a tiny penny rolling up the walls” (Back to Black).

Of met de woorden van een Engelse recensent: “this movie turns the camera back on the viewer, who saw, mocked and ignored Amy’s descent.”

En toen was ze weg.

Zo oud als The Scabs

scabs

Wij hadden de agenda’s samengelegd en een paar data op mail gezet om naar The Scabs te gaan zien. Drie weken later, op een vrijdagavond in Diest, paste het best naar co-ouderschapsregelingen, babysit en gecancelde meetings. Diest, dat was een eind rijden met de bedrijfswagen, maar je kon er makkelijk parkeren en we hadden het goed gevonden.

Bij het binnengaan kregen wij een stempel op de hand, was dat nu echt nodig? Ik was eind januari niet van plan om buiten te gaan smossen met twintigjarige meisjes die Guy Swinnen via hun vader kenden en The Scabs zelf ook wel goed vonden – “sommige nummers toch, ni allemaal”. Komaan, wij zijn vanachter in de dertig.

Wij, dat zijn vier vrienden die al erg lang geen liquor store meer gerobbed hadden, maar vanavond gingen uitvissen hoe dat alweer gevoeld moest hebben. The Scabs, dat heette mijn eind jaren negentig smerige sound, vettige gitaren, hun stemvork was een boomzaag. The Scabs stonden voor pijn, opengereten wonden en schuldgevoel bij het dumpen van een meisje van een weekend. De nasale Swinnen: de hard times in hoogsteigen persoon, je brulde mee en omhelsde vrienden, verenigd in de smart. Je spoelde door met liters bier dat in je T-shirt van een week plakte, vrienden botsten lallend in smalle steegjes tegen elkaar aan, als fletse golfslagjes tussen kaai en vissersboot. Eindigen deed je in een plas voor je kot. I had the time of my life, ‘till the day that my luck took a dive. De straat mocht het weten, wie had zoveel verdriet?

In Diest waren de jeugdpijnen al lang begraven en na echtscheidingen relatief gebleken, we waren verstild. We overlegden wie Bob zou worden en legden een potje, voorlopig twee bonnekes de man. Ik dacht mijn jeugd terug te spoelen, maar we  hielden een jas om de arm. We stonden achteraan, niet te ver van de toiletten. Willy Willy zag ik nog een duim hoog, een skydive zou er niet meer van komen.

Eind januari in een concertzaal in Diest voelde ik mij te oud om jong te zijn, te jong om oud te zijn. Ik voelde me onbestemd. Ik was tot wasdom gekomen, dat wel. Gewroet op de arbeidsmarkt had me nu echt een goede job gebracht en vier vrienden bleken al jaren afgeroomd boven te drijven. Veel gedoe dat niet meer gedaan moest worden, maar daarmee was ook het feest gedoofd.

Op Hard Times knuffelden wij echt en diep, maar bloednuchter en met geruite hemdjes aan, daarop een trui met een V-hals. Vrouwen rondom mij droegen een foulardke op manègeblousen, maar waren zich van geen barbarij bewust. Zij hadden dit avondje-nu-echt-eens-voor-zichzelf al maanden geboekt en bij trimestrieel uitgaan hoort gepoeder en burgerij. Ze praatten luid en namen de muziek niet in zich op. The Scabs als workout, het draaide om ‘er even tussenuit’. Om een boog die niet altijd gespannen hoeft te staan, om op tijd leuke dingen doen met je partner.

Voor deze vrouwen en hun mannen is het goed zo. Zij vertrekken voor de bisnummers om de babysit af te lossen, zij hebben een kroost om vroeg voor op te staan. Hun bestaan heeft zin dankzij prioriteiten, zij geven het leven door. Om middernacht zijn zij voldaan. Maar waar moet ik heen, kinderloos, als ik The Scabs niet meer voel? Als ik op een duizendste dansfeestje de fut wat verlies? Als ik twee pintjes en ne water drink?

Eind januari sta ik in een concertzaal in Diest. Ik zie in een twintigjarig meisje met crystal eyes de belofte van nieuwe sensaties, van onbedorven feestgedruis. Van helemaal opnieuw en samen helemaal anders. Ik heb een stempel op mijn hand. Haar vader zie ik niet.