Amy

amy

Ze was een vrouw die in ingeslapen kamers brandalarmen deed afgaan. Ze blies vuur door haar stem en keek je langs haar teksten recht de ogen in. Amy Winehouse wendde nooit haar blik af, was oprecht en verwoestend, haar gevoel lag altijd bovenaan. Asif Kapadia toont in Amy hoe ze in haar pijn groef om gouden songs af te leveren. En hoe ondankbaar we daarmee zijn omgegaan.

Amy laat je rillend en emotioneel verknipt achter en doet je een vriend missen waarvan je niet wist dat je hem had.” Het is een commentaar op deze beeldmooie documentaire, in de trailer gemonteerd, en hij is de nagel op de kop.

Gevangen

Al vanaf de eerste shots ben je gevangen door de hartverwarmende Amy. We zien in een homevideo hoe ze als jonge tiener een verjaardagslied zingt voor een nichtje, zomaar tussendoor, op de trap gezeten, en je denkt twee uur lang: waarom hebben ze jou van ons afgenomen?

Amy kijkt dan al recht de camera in en heeft de air van een ster. Randje arrogant, soms erover, maar altijd palmt ze je in. “Ze kon je het gevoel geven dat je super belangrijk was”, zegt jarenlang manager Nicky Shymansky, die zelf maar drie jaar ouder was dan Amy toen zij op haar zestien doorbrak. “Ik heb haar veel te dicht laten komen, heb geen afstand ingebouwd. Dat zou ik nu niet meer doen.”

Maar het was dus te laat en niet alleen voor Nicky. Zo charmant als Amy was, zo hard kon ze ook zijn – om haar eigen pijn een stap voor te blijven. Definitie van de gevaarlijke vrouw. Kapadia geeft een rauwe inkijk in de destructieve relatie van Amy met haar latere man Blake Fielder. Toen Blake afstand wilde inbouwen, nam Amy wraak door met zijn beste vriend te slapen. “Iemand van ons moest de ander gewoon kapotmaken”, hoor je Amy daarover zeggen, “want we bleven elkaars hart breken.” Toch kwamen ze weer bij elkaar.

Winehouse raakte nooit over de scheiding van haar ouders (What is it about men?), wilde soms volledig verdwijnen – in drank, drugs, in haar eetstoornis – en dat gevoel kon Blake toelaten. “Ik verstond haar. Op mijn negende heb ik een zelfmoordpoging gedaan. Niet zozeer omdat ik dood wilde, maar omdat mijn stiefvader mijn moeder sloeg.” Zijn begrip en hun drugsverslaving leidden haar ondergang in.

Functioneel leed

Het leven van Amy was een poort naar haar muziek, fantasie hoefde ze zelden op te wekken. In haar eerste vriendje Chris verliest ze interesse, het leidt tot haar eerste succes: Stronger than me. “You should be stronger than me, you’ve been here seven years longer than me.” Uit pijnlijke hartstocht met Blake werden Tears dry on their own en Back to Black geboren.

De absolute klasse van regisseur Kapadia is dat hij al het persoonlijk materiaal – de beelden, de citaten van Amy en van vrienden – enkel gebruikt om haar songs te doen begrijpen. Hij doet dat slim en met veel gevoel. Hij zoomt traag in op een bevroren beeld (een ‘still’) van Amy, monteert er emotionele citaten op (je hoort niemand saaiweg iets in de camera zeggen), en schakelt dan over naar een concert waarop Amy je neerslaat met haar bedwelmende stem en haar op geen enkel moment onthaarde teksten. Je wordt van emotie tot emotie geleid, maar klef en vals voelt het nooit. Huiveringwekkend is de studio-opname van Back to Black. Ze slaat iedereen met verstomming op een moment dat het helemaal fout leek te gaan.

Iedereen misleid

Toch hielden haar topprestaties en haar ondergang minder contrast in dan je zou denken. Amy kwam bij momenten bovendrijven door haar ongelooflijk talent en groot verstand en haar blijvende wil om mooie muziek te maken, maar reed eigenlijk in één lange trek haar lichaam de vernieling in. Al die Grammy’s waren geen tekenen van plots herstel, enkel van grote klasse. Haar directe entourage werd er door misleid. Amy toont heel goed hoe die mist wordt opgetrokken om verslaving te verdoezelen. De film is in die zin meer dan een uitstekende muziekfilm en vertederende biopic, maar ook gewoon rasechte schooltelevisie.

Leedvermaak

En waar ze Amy dan zeker mogen draaien, is op de journalistenschool. Het lepelt je hart uit hoe je ziet dat de wereld zich vrolijk maakte om Amy’s dronkenschap en heroïne- en cocaïneverslaving – in tabloids, latenightshows, ja zelfs op prijsuitreikingen (“kan iemand deze namiddag Amy gaan wakker maken om te zeggen dat ze gewonnen heeft, die zatlap?”). Ze was opgejaagd wild. Er is in deze docu het wraakroepende beeld waarin Amy geen kant meer uit kan, ze staat dronken te staren en wordt omringd door flitsende camera’s, en wacht dan maar tot de vernedering voorbij is. Amy kon niet meer weg: “I’m a tiny penny rolling up the walls” (Back to Black).

Of met de woorden van een Engelse recensent: “this movie turns the camera back on the viewer, who saw, mocked and ignored Amy’s descent.”

En toen was ze weg.

Oslo, August 31st

Oslo, August 31sthttps://www.youtube.com/watch?v=0QpTqYoEzto

In de sleur van mijn leven

Een drugsverslaafde mag een dagje uit het afkickcentrum en zoekt zijn vrienden op. Dan vrees je voor een junk die scheldt, tiert en schopt in een film vol vuilbekkerij en geruzie. Je verwacht trauma’s en flashbacks. Niets daarvan in het poëtische Oslo, August 31st van Joachim Trier. Hij toont een gewone jongeman die de zin van het leven niet ziet. Wij vonden die alvast in de briljante montage, de pientere dialogen en de o zo onderkoelde humor van deze intelligente prent.

Trier opent met een beeldmontage door Oslo waarin tientallen stemmen een treffende herinnering aan hun stad uitspreken. Dat zet de toon. We zoeken allemaal naar schoonheid en een bakje geluk, voor hoofdpersonage Anders (Anders Danielsen Lie) is het wat langer zoeken dan voor zijn vrienden. Hij krijgt verlof uit de ontwenningskliniek na jarenlang aan het zwaarste spul te hebben gezeten. “Mijn ouders hebben mij alle kansen gegeven, ik heb het gewoon zelf verprutst.” In Oslo, August 31st valt met de beste crackneus geen jeugdtrauma of flashback op te snuiven. Het gaat om één dag in de sleur van het leven, druk voor morgen op repete. We zien een man die de praatjes beu is, de herrie van een feestje, de drukte om een boek. Een man die lacht als hij iets grappig vindt, ja dat doen zelfs de grootste depressievelingen.

Joachim Trier moet zelf deep down under hebben gezeten, want dit eenmansportret bulkt van tederheid, trefzekerheid en poëzie. Je hebt geen verleden nodig om je kapot te voelen, geen motief voor zelfdestructie, geen ticket naar de hel. Eén geniale montage brengt die waarheid weergaloos in beeld. Anders drinkt op zijn eentje een kop koffie en vangt alle gesprekken in de bar op, steeds verder van hem, steeds vager in geluid en beeld, als in een duizelingwekkende wervelwind van nietszeggendheid. Een fitte, jonge vrouw die voorbij jogt wordt door de camera denkbeeldig gevolgd, langs haar wilskracht in het fitnesscenter, tot in de keuken waar ze de boodschappen de koelkast niet in krijgt en huilend op het aanrecht leunt. We doen allemaal ons best en het is pokkenhard. In drie seconden verteld. Daarom gaan wij naar de cinema en lezen we geen boek.

Wonderbaarlijk ook hoe Joachim Trier haarfijn een depressie in beeld brengt en ons toch niet verveelt. Dit is geen François Ozon die beelden schiet van iemand die dood ligt te gaan (Le temps qui reste), maar eigenlijk leegheid met diepgang verwart. Geen Gus Van Sant die een wat saaie film draait om nihilisme neer te zetten (Elephant). Oslo, August 31st is veel intelligenter. Trier ontwijkt de clichés, is onnavolgbaar in zijn fijnzinnige humor en zet junkie en omgeving even vaak met de billen bloot. De vrienden van Anders gaan niet Hollywoody met deuren slaan, maar willen hun maat helpen. Ze doen dat naar best vermogen en met al hun beperkingen. Zijn beste vriend tracht Anders eerst aan te moedigen, maar buigt na één kritisch tegenwindje om naar cynisme over zijn eigen duffe leven. Een scène die bulkt van de sarcastische, diepgevroren humor. Oslo, August 31st laat je achter met een klap op je kop en een glimlach op je gezicht.