Black

black

In Image en Black tonen regisseurs Bilall Fallah en Adil El Arbi de rauwe realiteit van Marokkaanse en Afrikaanse straatbendes in Brussel. Ze doen dat met schoonheid en empathie en brengen inzicht op twee vlakken. Eén: wie zich door de samenleving uitgesloten voelt, trekt zich terug in de eigen, verharde groep. Twee: die groep is soms vuil en lelijk en je raakt er heel moeilijk uit.

Stel: je zoon komt thuis en vertelt bang dat hij van zijn klasgenoten een pak rammel heeft gekregen. Ga je dan de feiten verdoezelen en zeggen dat ‘het best nog wel meevalt’? Neen, je neemt de feiten ernstig. In het beste geval probeert u wel het verhaal van die jongens te kennen en te begrijpen.

Eerlijkheid redt

Dat is exact wat Fallah en El Arbi doen. Ze tonen hoe door mechanismen van stigmatisering en uitsluiting – door de media, door de politie, door elkaar en door blanke Vlamingen – Marokkaanse en Afrikaanse jongeren hun hoop verliezen, op zichzelf en hun groep terugplooien en in de criminaliteit belanden. Ze wekken inzicht in daderschap en van daaruit empathie. Maar vooral tonen ze zonder enige verbloeming waartoe die daders (in casu: van andere origine) in staat zijn: ‘flamand’ als scheldwoord gebruiken, een pedoseksueel op klaarlichte dag in elkaar timmeren, in groep een agent te lijf gaan (Image), in groep ook jonge meisjes verkrachten (Black).

Ethnic profiling of etnische stigmatisering zou het Minderhedenforum dat noemen, om daarmee ook het probleem onder de mat te vegen. Dat wordt natuurlijk lastiger als die regisseurs zelf Marokkaanse Belgen zijn. Zij gaan met de werkelijkheid alvast minder verkrampt om. Langs hun harde aanpak bewijzen zij een grote dienst aan de Marokkaanse en Afrikaanse gemeenschap. Wie eerlijk is, mag ook zijn hele verhaal doen. Dan wordt er wel geluisterd.

Verstikking

Sommige kruisvaarders tegen racisme noemden Black stigmatiserend voor (vooral) de Afrikaanse en (ook) Marokkaanse gemeenschap. ‘Elke Marokkaan of Afrikaan wordt weer voorgesteld als een dief of verkrachter.’ Die veralgemening laat ik voor hun eigen rekening, sommige mensen zoeken met een bus olie in de hand naar een vuurtje.

Door Black als stigmatiserend weg te zetten, doen zij hoofdpersonages Mavela (Martha Canga Antonio) en Marwan (Aboubakr Bensaihi) en al wie zich met hen verbonden voelt, geweld aan. Zij zijn ook Congolese of Marokkaan, maar vooral slachtoffer van hun eigen omgeving. Marwan wil werk zoeken, zijn broer verslijt hem daarvoor als ‘flamand’. Mavela zoekt bescherming, veiligheid, erkenning, maar betaalt daarvoor de hoogste prijs. Ze moet vriendinnen verraden, zich aan mannen onderwerpen. Groepsdruk bestaat ook in kleinere vorm: in Image schaamt de stoere Nabil zich al te sterk om gitaar te durven spelen en een liedje te zingen.

Die nuance is de werkelijkheid die sommigen niet willen zien. Die sommigen verdedigen heel terecht de vele vrouwen en mannen die in vrijheid een hoofddoek dragen, cola boven alcohol verkiezen, zich kuis en monogaam gedragen. Zij vergeten het wel op te nemen voor de Marwans en Mavela’s, voor mannen en vrouwen die van onder hun hoofddoek willen losbreken, die alcohol willen drinken zonder zich bekeken te voelen, die in alle veiligheid hun niet-moslimlief aan hun ouders willen presenteren, die VRT-journalist willen worden zonder als verrader te worden versleten. Die noch in de ogen van de flamands, noch in die van de moslims ooit goed kunnen doen. Fallah en El Arbi hebben zich alvast van die beklemmingen verlost, keren zich nog even om en richten er hun camera’s op. Alleen in vrijheid tiert de artiest welig.

Schoonheid

Fallah en El Arbi kunnen zichzelf nog verbeteren. Ze leggen veel nuance in hun Marokkaanse en Afrikaanse hoofdrolspelers, maar maken in Image een cliché van de ‘sensatiepers’, al zit de bottomline van hun analyse wel juist. In Black is het scenario dan weer al te klassiek en voorspelbaar. Het Romeo & Juliette-verhaal wordt in de slotscène toch wel iets te apocalyptisch uitgewerkt.

Toch storen die euvels niet. In Image is de verpakking wat krakkemikkig, maar zit de boodschap juist en is het verhaal onderhoudend.

Ook in Black is het rasterwerk dus wat eenvoudig, maar wat zich daar binnenin afspeelt, is van een unieke schoonheid. Twee pubers die alleen te klein en te bang zijn om tegen de stroom in te gaan, die liefhebben in een kwade wereld. Ze spreken niet af in een bruine kroeg met sjieke kringloopsofa’s in de Dansaertstraat, maar in de Quick van het Noordstation. Ze drinken langs rietjes, maken grapjes en lachen breed, ze swipen op hun smartphone en hebben het over dingen waarover jongeren het hebben, over une casquette die al dan niet de la classe is. Hun tred, hun bewegingen, hun begroetingen, het zit allemaal juist. Er zijn Marokkaanse regisseurs nodig om dit zo naturel neer te leggen.

Adil El Arbi en Bilall Fallah leggen in hun eigen gemeenschap de vinger op de wonde, sleuren de blanke Vlaming met zijn neus door zijn vooroordelen en tonen hun talent. Politiek links en rechts horen hen dringend als spin doctors binnen te halen.

The Imitation Game

imitation groot

The Imitation Game vertelt het verhaal van wiskundig brein Alan Turing (Benedict Cumberbatch). Hij ontwierp een machine die de geheime codetaal van nazi-Duitsland wist te kraken, waardoor de Tweede Wereldoorlog sneller tot een einde kwam. Turing werd miskend in zijn genialiteit en later chemisch gecastreerd voor zijn homoseksuele geaardheid. Hij pleegde zelfmoord in 1954. Regisseur Morten Tyldum brengt eerherstel.

Het levensverhaal van Alan Turing spreekt zo tot de verbeelding, dat een film over dit genie of deze dramatische figuur haast niet mis kan lopen. En Tyldum stelt ook niet teleur, zijn scenarist Graham Moore al helemaal niet. The Imitation Game moet het niet hebben van zijn originaliteit, maar is een heldere vertelling over een zeer complex probleem. Over Duitse geheime codes en een machine die die te tracht te kraken, komen we net genoeg en nooit te veel te weten. Uw fobie voor wiskunde steekt hooguit in achterkamers de kop op. Tyldum en Moore brengen ook de kostschooljaren van Turing én zijn naoorlogse dagen in beeld, en toch kan de kijker makkelijk volgen.

Deze film speelt op maandag 2 november 2015 in De Roma in Borgerhout. Lees meer op Film in de Buurt.

Le Meraviglie

le-meraviglie groot

Een Etruskische imkerfamilie werkt in Le Meraviglie volgens een traditioneel en arbeidsintensief recept. Ze tracht het hoofd boven water te houden. Een reality-tvshow over authentieke productieprocessen kan geld in het laatje brengen, maar krijgt geen kans bij de pater familias, die elke moderniteit vervloekt. Dochterlief ziet in de show een reddingsboei naar een jong en normaal leven.    

Alice Rohrwacher maakt een film die zelf van alle poespas en moderniteit is ontdaan. Ze gaat weinig tot niet op zoek naar fotogenieke shots, houdt het even droog en kaal als het onderwerp waarop ze haar camera richt. We zien een armtierig gezin met vier dochters, in een betonnen huis zonder deuren en zonder privacy om in op te groeien. Le Meraviglie staat kwetsbaar naakt en is even kostbaar als bijen in een honingraat. Een kleinood om tegen de borst te drukken.

De film draait rond de gespannen relatie tussen de ingeweken Duitser Wolfgang (prima vertolkt door onze eigenste Belg Sam Louwyck) en zijn oudste dochter Gelsomina (Maria Alexandra Lungu). Zij moet zowel de imkerij mee runnen als haar drie jonge zussen commanderen en helpen opgroeien. Haar vader redt het niet zonder haar hulp en in plaats van dolletjes een meisje te zijn, staat Gelsomina paraat voor elk labeur. Het stemt je treurig te zien hoe haar vriendinnetjes zich opmaken voor een feest.

Lees verder op Film in de Buurt. Deze film speelt vanavond, zaterdag 24 oktober 2015, in De Roma in Borgerhout.

Every Thing Will Be Fine

wenders

In Every Thing Will Be Fine hijst een schrijver zijn leven moeizaam op de schouder. Hij heeft een kleine jongen dodelijk aangereden. Een grootmeester als Wim Wenders bedient zich niet van dramatische scènes om te bewijzen dat dit sporen laat, er rolt geeneens een traan. Hij legt enkel een droef deken neer: vanaf nu gaan de dingen moeilijker en voor de rest doen we voort.

Wenders ontvouwt het verhaal als een complex gerecht dat zich in lagen prijsgeeft. Hij bedient zich van sobere beelden om treurnis en verwerking, doorzetting en grote eenzaamheid als permanente kleefband over zijn film te leggen. Een enig huis in een sneeuwlandschap, een stel lege ogen aan een schrijverstafel, een moeder die verhuist van de plek waar ze haar kind verloor. De zon op het gelaat van een zestienjarige jongen die moed vat. Vroegere geliefden die elkaar angstig aanraken, aan het aanrecht, op een weekdag.

Every Thing Will Be Fine is functioneel traag. De verteltijd lijkt haast met de vertelde tijd samen te vallen, de cruciale gebeurtenissen zijn met poëtisch geduld neergelegd, de kijker kruipt mee onder de huid en rilt. De scène rond het ongeval heeft een spanningsboog en een schoonheid die ik niet meer zag sinds de openingsscène van Inglorious Basterds van Quentin Tarantino. Ook hij gebruikte het desolate landschap en de traagheid als nagelbijters.

Thematisch sluit Wenders aan bij zijn vroegere werk. In Paris, Texas verteert een man de scheiding van zijn vrouw, in Der amerikanische Freund is kanker de boosdoener, Every Thing Will Be Fine draait om een dodelijk ongeval. Maar telkens biedt de protagonist op eigen, koppige wijze zijn moeilijkheden het hoofd. Liever door te zwijgen dan te praten, liever langs doorzetting dan langs analyse. Tot wanhoop van zijn geliefden en met alle relationele afbreuk die erbij hoort.

Every Thing Will Be Fine is schijnbaar simpel en er gebeurt niet onnoemelijk veel. De grote klasse schuilt ‘em ook in ontweken evidenties, in het schrappen van overbodige informatie of drama. We zien geen kind onder een auto liggen, geen bloed, geen traan. Een schrijver schrijft boeken, we weten niet waarover. Hij krijgt prijzen, maar speech en receptie worden ons bespaard. Hij begint geen relatie met de moeder van het kind dat hij heeft overreden. Die met liefde verwarde compassie is een pad dat immers al is platgetreden sinds pakweg de (uitstekende) films van Susanne Bier (Open Hearts, Things We Lost in the Fire en Brothers), 21 Grams van Alejandro González Iñárritu en Monster’s Ball van Mark Forster. Charlotte Gainsbourg blijft dan maar een keertje onbemind. Een keuze van Wenders die mijn hoogste respect geniet. Ik zou het niet kunnen.

Regie: Wim Wenders, Met: James Franco, Charlotte Gainsbourg, Rachel McAdams, Marie-Josée Croze, Julia Sarah Stone, Robert Naylor

 

Les Chevaux de Dieu

Ik was enorm aangegrepen door de film Les Chevaux de Dieu, die ons het nodige inzicht geeft in de Marokkaanse cultuur en ook in de geest van een zelfmoordterrorist, maar tegelijk bijna nergens in Vlaanderen te zien was en dus weer niet de mensen bereikte die hem moesten zien. Over die frustratie schreef ik deze column voor MO Magazine.

Au nom de dju Bioscooptenten UGC en Kinepolis draaien niet één week Les Chevaux de Dieu. Niet één week. Nergens in Vlaanderen. Dat is een drama. De film legt in zuiver realisme uit hoe voetballende jongetjes in de sloppenwijken van Casablanca neergroeien tot zelfmoordterroristen. Hoe ze onder een blakke zon in stoffige straten tot pantser verharden. Hoe er geen liefde is, alleen gevecht. In een cultuur waar seksualiteit in de kast moet blijven, waar gezonde jongemannen misvormen en verkrampen. En hoe ook daar, ver weg in de Maghreb, je rol in een gezin bepalend is. Hoe iemand in zijn hoop ooit iets voor iemand te betekenen, al is het na dit leven, zichzelf het paradijs inblaast. Nabil Ayouch toont in Les Chevaux de Dieu dat haat en geweld minder met afkomst dan met armoede hebben te maken. Minder met je genen dan met de plek waar je geboren bent. Minder met godsdienst dan met manipulatie. Minder met een keuze dan met een dood spoor.

Lees verder op MO Magazine, Les Chevaux de Dieu

Oslo, August 31st

Oslo, August 31sthttps://www.youtube.com/watch?v=0QpTqYoEzto

In de sleur van mijn leven

Een drugsverslaafde mag een dagje uit het afkickcentrum en zoekt zijn vrienden op. Dan vrees je voor een junk die scheldt, tiert en schopt in een film vol vuilbekkerij en geruzie. Je verwacht trauma’s en flashbacks. Niets daarvan in het poëtische Oslo, August 31st van Joachim Trier. Hij toont een gewone jongeman die de zin van het leven niet ziet. Wij vonden die alvast in de briljante montage, de pientere dialogen en de o zo onderkoelde humor van deze intelligente prent.

Trier opent met een beeldmontage door Oslo waarin tientallen stemmen een treffende herinnering aan hun stad uitspreken. Dat zet de toon. We zoeken allemaal naar schoonheid en een bakje geluk, voor hoofdpersonage Anders (Anders Danielsen Lie) is het wat langer zoeken dan voor zijn vrienden. Hij krijgt verlof uit de ontwenningskliniek na jarenlang aan het zwaarste spul te hebben gezeten. “Mijn ouders hebben mij alle kansen gegeven, ik heb het gewoon zelf verprutst.” In Oslo, August 31st valt met de beste crackneus geen jeugdtrauma of flashback op te snuiven. Het gaat om één dag in de sleur van het leven, druk voor morgen op repete. We zien een man die de praatjes beu is, de herrie van een feestje, de drukte om een boek. Een man die lacht als hij iets grappig vindt, ja dat doen zelfs de grootste depressievelingen.

Joachim Trier moet zelf deep down under hebben gezeten, want dit eenmansportret bulkt van tederheid, trefzekerheid en poëzie. Je hebt geen verleden nodig om je kapot te voelen, geen motief voor zelfdestructie, geen ticket naar de hel. Eén geniale montage brengt die waarheid weergaloos in beeld. Anders drinkt op zijn eentje een kop koffie en vangt alle gesprekken in de bar op, steeds verder van hem, steeds vager in geluid en beeld, als in een duizelingwekkende wervelwind van nietszeggendheid. Een fitte, jonge vrouw die voorbij jogt wordt door de camera denkbeeldig gevolgd, langs haar wilskracht in het fitnesscenter, tot in de keuken waar ze de boodschappen de koelkast niet in krijgt en huilend op het aanrecht leunt. We doen allemaal ons best en het is pokkenhard. In drie seconden verteld. Daarom gaan wij naar de cinema en lezen we geen boek.

Wonderbaarlijk ook hoe Joachim Trier haarfijn een depressie in beeld brengt en ons toch niet verveelt. Dit is geen François Ozon die beelden schiet van iemand die dood ligt te gaan (Le temps qui reste), maar eigenlijk leegheid met diepgang verwart. Geen Gus Van Sant die een wat saaie film draait om nihilisme neer te zetten (Elephant). Oslo, August 31st is veel intelligenter. Trier ontwijkt de clichés, is onnavolgbaar in zijn fijnzinnige humor en zet junkie en omgeving even vaak met de billen bloot. De vrienden van Anders gaan niet Hollywoody met deuren slaan, maar willen hun maat helpen. Ze doen dat naar best vermogen en met al hun beperkingen. Zijn beste vriend tracht Anders eerst aan te moedigen, maar buigt na één kritisch tegenwindje om naar cynisme over zijn eigen duffe leven. Een scène die bulkt van de sarcastische, diepgevroren humor. Oslo, August 31st laat je achter met een klap op je kop en een glimlach op je gezicht.

Cairo Time

cairo_time21
 Ode aan een vakantielief

Door de zachte fotografie en de prachtige soundtrack van Niall Byrne voel je in ‘Cairo time’ de temposlopende hitte van het woestijnzand. Een bescheiden zomerfilm in de juiste sfeer. Niet voor in de archiefkast en perfect te missen, dat wel. Behalve voor wie ooit dankzij een vakantielief zichzelf heruitvond en nog heel lang glimlachte.

Lees verder op Cutting Edge.

Betaald naar de film kijken

www.justplainsomething.com

Betaald naar de film kijken. Dat kan nu voor Marie Claire, ik ben hun vaste filmrecensent. Hopelijk een opstap om ook voor andere bladen te kunnen schrijven. Dat ze zich vrijblijvend melden, zou ik zeggen. Van de redactie mocht ik deze pdf weggeven… Verder kan ‘de erudiete 50plus-vrouw’ elke maand mijn recensies lezen. Hier op de foto één van mijn favoriete acteurs: Philip Seymour Hoffman.

Lees Cinema Marie Claire, maart 2013

Vlaamse film is echte cinema

Foto: www.cinergie.be

Voor RandKrant interviewde ik Wouter Hessels, toenmalig directeur van Cinematek. Boeiende man die ronduit over film vertelt op een toegankelijke manier, zonder ooit elitair te klinken. Heeft gewoon een hart voor film. En ik ook, dus dat gesprek deed deugd. 

Cinematek-directeur Wouter Hessels looft onze jonge cineasten

“De Vlaamse film is cinema geworden”

“Neem nu Rundskop. Regisseur Michaël Roskam gebruikt daarin prachtige cinematografische technieken om zijn verhaal te vertellen. De Vlaamse film is vandaag meer dan een boek op doek zetten. Het is cinema geworden.” 

Foto: www.cinergie.be

Wouter Hessels heeft niets tegen de ‘Vlaamse boerenfilm’. Die kent zijn plaats in onze geschiedenis, vindt hij: “De jaren 1970: dat is de tijd van de eerste staatshervorming. Het is logisch dat toen veel ‘heimatfilms’ werden gemaakt, die de culturele identiteit van onze streek uitdrukken. Daar is niets mis mee. Alleen zien we in die periode vooral literaire adaptaties van klassieke romans van Stijn Streuvels of Hendrik Conscience, met weinig oog voor het visuele aspect van film. Vandaag is een prent als Rundskop een hommage aan diezelfde plattelandsfilms, maar dan één waarin volop met fotografie wordt gespeeld. Hoe de eenzame strijd van hoofdrolspeler Matthias Schoenaerts in beeld wordt gebracht, alleen in bad op zijn grauw kamertje, of de duisterheid van de plattelandsbeelden, neergezet in scoopformaat: het zijn allemaal technieken om de kijker emotioneel te betrekken. Vanaf dan spreken we echt over cinema.”

Lees verder op p.22 van RandKrant, december 2011

 

De glorie van de buurtcinema

Foto: Filip Claessens

Met professor Daniël Biltereyst in de Botanique een ruim uur doorpraten over het ontstaan van buurtcinema’s, met drank en versnapering bij de hand. Het zijn momenten waarop je weet waarom je journalist werd. Zalige man, praat met liefde over zijn vak. Om een lange avond mee in een filosofenkroeg te zitten.

De charme van een klapstoel

In sjofel hemd om de hoek naar de film gaan en met vrienden een pint drinken bij Roger en Maria, uitbaters van het café-ciné. Tot in de jaren vijftig had zo goed als elk dorp in de rand een buurtcinema en die zat stampvol.

Kinema Elisabeth in Asse, Cinema Minerva in Sint-Pieters-Leeuw, den Ideal in Lot, de Novy in Vilvoorde. Stuk voor stuk lokale cinema’s die de buurtbewoners in hun hart sloten, waar ze vriend en lief ontmoetten. Klamme handjes langs klapstoelen. Waar het hele gezin schone filmen (KT) zag, maar waar Rita Hayworth ook harten sneller deed slaan, waar Amerikaanse importglamour de bevrijding tastbaar maakte. Het waren zaaltjes aan een café, achterkamers bij een kruidenierszaak. Zelfstandige uitbaters legden er hun hart en ziel in. De buurtcinema’s waren tegelijk hun passie en bijverdienste.

‘De meeste konden van film niet leven, maar wisten ook dat de cinema volk naar hun zaak lokte. Als de vrouwen naar de film gingen, dronken de mannen een pint en tijdens de pauzes liep het café vol. Rond 1905 werd de film zo populair dat vele sectoren er brood in zagen’, zegt filmhistoricus Daniël Biltereyst uit Dilbeek. Hij is voorzitter van het departement Communicatiewetenschappen aan de Universiteit Gent en directeur van het Centrum voor Cinema- en Mediastudies. Hij schreef met Philippe Meers De verlichte stad, een geschiedenis van bioscopen, filmvertoningen en filmcultuur in Vlaanderen.

Lees verder op p.4 in RandKrant, november 2012