De glorie van de buurtcinema

Foto: Filip Claessens

Met professor Daniël Biltereyst in de Botanique een ruim uur doorpraten over het ontstaan van buurtcinema’s, met drank en versnapering bij de hand. Het zijn momenten waarop je weet waarom je journalist werd. Zalige man, praat met liefde over zijn vak. Om een lange avond mee in een filosofenkroeg te zitten.

De charme van een klapstoel

In sjofel hemd om de hoek naar de film gaan en met vrienden een pint drinken bij Roger en Maria, uitbaters van het café-ciné. Tot in de jaren vijftig had zo goed als elk dorp in de rand een buurtcinema en die zat stampvol.

Kinema Elisabeth in Asse, Cinema Minerva in Sint-Pieters-Leeuw, den Ideal in Lot, de Novy in Vilvoorde. Stuk voor stuk lokale cinema’s die de buurtbewoners in hun hart sloten, waar ze vriend en lief ontmoetten. Klamme handjes langs klapstoelen. Waar het hele gezin schone filmen (KT) zag, maar waar Rita Hayworth ook harten sneller deed slaan, waar Amerikaanse importglamour de bevrijding tastbaar maakte. Het waren zaaltjes aan een café, achterkamers bij een kruidenierszaak. Zelfstandige uitbaters legden er hun hart en ziel in. De buurtcinema’s waren tegelijk hun passie en bijverdienste.

‘De meeste konden van film niet leven, maar wisten ook dat de cinema volk naar hun zaak lokte. Als de vrouwen naar de film gingen, dronken de mannen een pint en tijdens de pauzes liep het café vol. Rond 1905 werd de film zo populair dat vele sectoren er brood in zagen’, zegt filmhistoricus Daniël Biltereyst uit Dilbeek. Hij is voorzitter van het departement Communicatiewetenschappen aan de Universiteit Gent en directeur van het Centrum voor Cinema- en Mediastudies. Hij schreef met Philippe Meers De verlichte stad, een geschiedenis van bioscopen, filmvertoningen en filmcultuur in Vlaanderen.

Lees verder op p.4 in RandKrant, november 2012