Politici van allerlei slag hebben de jongste maand uitspraken gedaan waarmee ze groepen mensen beledigen, zonder hun beledigingen met cijfers hard te maken. Dat leidt tot applaus bij de achterban, maar tot woede bij een meerderheid. Het wordt tijd dat we in het stemhokje strafpunten kunnen uitdelen.
Is het een ziekte van onze tijd? Is het onder invloed van Facebook en Twitter dat beleidsmakers zomaar hun gal spuien, boude uitspraken formuleren, niet door feiten gestut? Brussels burgemeester Yvan Majeur (PS) stelt dat ‘de Vlamingen zijn stad komen bevuilen’, in de vorm van hooligans. Kris Peeters (CD&V) zegt als minister van Werk dat we ‘boven onze stand leven’. Jan Jambon (N-VA) beweert dat ‘een significant deel van de moslims’ danste na de aanslagen van 22 maart. Obligaat volgt op zo’n uitspraak dat het niet zo bedoeld was, dat we niemand wilden kwetsen, om er in dezelfde ademstoot/rochel aan toe te voegen dat we er toch geen letter van terugnemen. Afzwakken om politiek te overleven, bevestigen om de achterban te pleasen. Vooral de manier waarop minister Jambon zich in bochten wringt, is aandoenlijk. Het ging ‘niet om honderden moslims’ maar het was wel degelijk ‘significant’. Uhu?…
Een burgemeester of minister mag ‘dingen benoemen’, ja. Hij mag mensen ook wakker schudden als onderdeel van zijn beleid, hij mag een kat een kat noemen. Als hij al gelooft dat een kat onder dwang haar streken afleert – nog niet vaak gezien. Hoe dan ook moet wat een kat lijkt eerst onder de statoscoop.
Het gemak, de decadente nonchalance waarmee cijfers en bewijzen links worden gelaten, waarmee beledigingen gratuit worden geuit, is beleidsmakers onwaardig, is politiek totaal niet correct. De verbolgenheid over de demarche van Jambon was groot, bij oppositie én meerderheid, vooral omdat zijn uitspraak stigmatiserend is. Het was evenwel Emir Kir, burgemeester van Sint-Joost-ten-Node, die de vinger het pijnlijkst op de wonde legde. In vier woorden: “U bent minister, he.” Zo is het. Een minister baseert zijn beleid op analyse, niet op buikgevoel. Om de begroting op een rij te krijgen, schakelt hij het Federaal Planbureau in, het volk verontwaardigen, mag kennelijk op lossere grond.
Peeters, Majeur en Jambon weten donders goed dat een ruim deel van de bevolking hun uitspraken afkeurt. Het hele punt is dat dat er niet toe doet. Met grove uitspraken jaag je misschien zeventig procent van de kiezers tegen je in het harnas, maar je drukt ook dertig procent dichter tegen de borst en dat is ruim genoeg om verkozen te geraken en minister te worden. Niet lang nadat uit een peiling van La Libre en RTBF blijkt dat N-VA zes procent van zijn kiezers verliest, voornamelijk aan het Vlaams Belang, weet Jambon die zes procent weer lekker tegen zich aan te trekken. Al de rest doet er niet toe. Al wie nooit voor hem koos en dat nooit zal doen, is quantité négligeable.
Dat hele achterbanbeleid is zorgwekkend. Wie denkt nog in het algemeen belang, wie zoekt nog naar oplossingen die een maximale groep dienen zonder anderen te schaden? Vandaag kijkt de zeventig procent met lede ogen toe hoe de dertig procent wordt bediend. We staan machteloos.
Het wordt de hoogste tijd dat die zeventig procent instrumenten in handen krijgt om die antipolitiek af te straffen. Een mogelijke oplossing is de ‘antistem’ of ‘tegenstem’. Dat zou inhouden dat je in het stemhokje moet kiezen: een stem voor een persoon of een partij of een stem tegen een persoon of een partij, die dan een stem wordt afgetrokken. Vaak weten burgers niet meer voor wie ze moeten kiezen, maar weten ze heel scherp waar ze absoluut tegen zijn (niet die naïevelingen!, niet die fanatiekelingen!, niet die racisten!,…). Geef hen de kans om te zeggen: dit is een no passaràn.
Ik wil niet stigmatiseren, het voorbeeld is lukraak, maar geef burgers de kans om vandaag Jan Jambon duidelijk te maken dat ze de samenleving die hij voorstaat niet onderschrijven. Zorg dat ze dat niet meer onzichtbaar hoeven te doen, via stemmen voor alle mogelijke andere politici en partijen. In verspreide slagorde bereik je niets.
Een negatieve stem kan dan een stem worden voor een positieve politiek. Een stem voor politici die zich niet permanent op de borst kloppen voor het ‘lef’ om dingen te benoemen ‘die iedereen vindt, maar niemand durft zeggen’ (dat zullen we dan nog wel eens zien). Een stem voor politici die het collectief belang omarmen.
Het saldo aan stemmen minus tegenstemmen wordt dan een graadmeter voor het politiek niveau. Als we dan ook eens de stemplicht afschaffen, krijgt de politiek eindelijk een spiegel voor. Misschien kweken we dan weer staatsmannen in plaats van macho’s. Of komen vrouwen aan de macht.