LA VIE D’ADÈLE

LA VIE D ADELE

Als zelfs passie niet volstaat

Ze klikken ineen als naakte stemvorken en slaan de juiste toon, ze brengen hun armen in een hefboom naar elkaar. De seksscènes tussen Adèle en Emma in La vie d’Adèle zijn intens en onmisbaar in een film over diepe passie die toch weer niet volstaat. Regisseur Abdellatif Kechiche toont in details hoe onvervulde behoeften en afhankelijkheid, met liefde verwarde tederheid en genegeerd eigenbelang partnerrelaties onder druk zetten. In een samenleving die de prijs van de vrijheid betaalt.

De klasse van Kechiche vertakt zich langs vele kanalen. Hij ontrafelt de liefde in al haar gedaanten en stemmingen, van spanning tot ontlading, van verval tot herstel, we zijn overal geweest. Toch is zijn film meer dan een uitstekend liefdesdrama. Hij is ook een vlijmscherp portret van een samenleving die de codes heeft opgegeven, er zijn geen afspraken gemaakt. We kussen een klasgenote in de trappenhall, maar dat was maar om te proberen. We vrijen om te checken of het juist voelt. We zijn ontrouw als we ons eenzaam voelen. Als je naar de vernissage van je ex-lief komt, kijkt niemand daar vanop. Zie je jezelf daar naakt in een schilderij hangen, dan moet je niet slikken, maar mee zijn met je tijd. Alles moet kunnen. We zijn vrij, ongebonden, vereenzaamd en teleurgesteld.

Zo vergaat het Adèle, een 17-jarig meisje op zoek naar haar seksuele identiteit. Geen tiener in de clinch met haar ouders of de school. Neen, Adèle vindt de pasta van haar pa heerlijk en is gek op literatuur. Over een eerste valkuil is Kechiche dan al moeiteloos heen gesprongen. We zien een onzeker, maar normaal meisje dat op meisjes valt en daarmee worstelt, veel meer is er niet aan de hand. Ze wordt verliefd op Emma, een studente kunstonderwijs, ouder in jaren. Zij wordt vertederd door Adèles lieflijke kwetsbaarheid en uitdrukkelijke schoonheid. Er is wat in de maak.

Op dat moment heeft Abdellatif Kechiche zijn troeven al op tafel gelegd, alle slagen zijn voor hem. Of beter: hij speelt miserie op tafel. In de geloofwaardige ontluikende liefde tussen Emma en Adèle zit namelijk al het gif genesteld. Het sijpelt er stilletjes doorheen. Adèle valt voor de dappere, levenswijze Emma die haar ontvoogdingsstrijd al heeft gestreden. Zelf valt ze net uit de kast, bonk, recht in een relatie, ze is compleet afhankelijk. Dat Adèle van schilders enkel Picasso kent, zal Emma eerst ontroeren, pas later irriteren. Wanneer Emma wil dat Adèle een boek zou schrijven in plaats van enkel voor de klas te staan – zo ongecultiveerd – is dat niet omdat “ik wil dat je gelukkig wordt”, maar omdat ze een onafhankelijk lief wil, met gedeelde interesses. ‘Wat is liefde? Kan je mijn eigenbelang zo inpakken dat het een cadeautje lijkt?’, zegt cabaretier Theo Maassen dan. We ontkennen het, maar dat eigenbelang zit vervlochten in onze gevoelens, zit in de kiem van onze conflicten. Een misstap van Adèle komt Emma haast goed uit.

Kechiche maakt een verstandig geheel, maar munt ook uit in de afzonderlijke delen. De spanning en onzekerheid in de ontmoeting, de giechelende grapjes en praatjes. Het vuur. De verwijdering. De pijnlijke troostende zinnen, het doen alsof je neus bloedt, de schijnbare onverschilligheid voor een oud lief. Ik stel voor dat de broers Kommil Foo hier nog een potje mosterd komen halen.

Haast elke scène zou als trailer voor de film kunnen dienen en is buitengewoon realistisch in haar dialogen, scenario en acteerprestaties. De diepe emoties, de onweerstaanbaarheid en het permanent gevoel van onzekerheid die Adèle Exarchopoulos neerzet, de moeilijke rol met dubbele gevoelens van Léa Seydoux. Verbluffend. De documentaire stijl, met de camera op de huid, werkt zeer geloofwaardig. De scènes zijn lang, de acteurs kunnen zich er niet met een oneliner vanaf brengen. Abdellatif Kechiche sluit zich hiermee aan bij illustere collega’s als Laurent Cantet (Entre les murs), Asghar Farhadi (A separation en Le Passé), Cristian Mungiu (4 months, 3 weeks and 2 days) en Joachim Lafosse (À perdre la raison). Zijn stijl en klasse toonde Kechiche eerder al in het voortreffelijke La graine et le mulet. Wij willen meer. On veut plus.

“Ik ga nooit meer naar de gevangenis”

Youssef

Foto: Katrijn Van Giel

Zonder coach was ik recht vanuit de gevangenis naar die foute gasten gestapt. Nu kijk ik alleen nog naar de toekomst, het verleden is voorbij.” Het Antwerpse project TOPcoaching (Terug Op Pad) van  CAW Metropool kreeg Youssef en vele andere jonge ex-gedetineerden op het juiste spoor. Hun recidive is laag, de intensieve begeleiding werpt zijn vruchten af.

(De Standaard,  4 oktober 2013)

“Vroeger dacht ik dat ik cool was. Ik rookte de hele dag jointjes en hing rond met kerels die inbraken pleegden en drugs dealden. Ik heb geen diploma, ik deed niets anders dan spijbelen. Op mijn achttien jaar heb ik dan een ramkraak gepleegd, ik wilde snel geld en een dikke auto”, zegt Youssef*. Het plan liep fout af, de jongeman uit het Antwerpse werd gesnapt en kreeg 5 jaar gevangenisstraf, waarvan 1 jaar effectief en 4 jaar voorwaardelijk. “Ik was gewoon dom en onder invloed van drugs. Ik was nochtans een slimme jongen, studeerde aso Wetenschappen, maar was compleet onhandelbaar. Door de scheiding van mijn ouders heb ik thuis te veel vrijheid gekregen, maar ik verwijt hen dat helemaal niet. Wij hadden het goed thuis. De frigo stak altijd vol. Ik alleen ben verantwoordelijk voor mijn daden.”

De realiteit van de Antwerpse gevangenis was een shock voor Youssef en hij kroop rechtop. “Ik ben in de eerste week naar de justitiële welzijnsassistent gestapt en kwam zo in contact met TOPcoaching. Mike heeft mij sterk gemaakt. Hij kwam mij wekelijks bezoeken, we hebben heel veel gepraat. Hij gaf me een boek over een man in een depressie die later heel succesvol werd. Ik besefte dat je je leven in handen kon nemen. Thuis en in mijn omgeving werd ik op resultaten beoordeeld. Mijn coach helpt me in het proces daarnaartoe. Dat voelt helemaal anders. Ik krijg de steun die ik nooit heb gevoeld.”

Er altijd zijn

Coach Mike Decuyper zag in die eerste dagen een labiele Youssef: “Hij was enorm beïnvloedbaar, hij wilde erbij horen. Ik heb daarom eerst op zijn motivatie en zelfvertrouwen gewerkt, op zijn wil om iets te veranderen. Maar tegelijk is confrontatie belangrijk. Hij had angst om zijn vader te bellen, dus stelde ik voor dat hij een brief zou schrijven om zijn spijt te betuigen. Tegelijk moet je als coach onzekerheden helpen weg te nemen. Deze jongens hebben doorgaans geen diploma, verliezen hun zogenaamde vrienden, denken nergens terecht te kunnen na de gevangenis. Vaak met reden. Wij zoeken samen met hen naar werk, een woning, regelen de administratie, nemen contact op met schuldeisers, enzovoort.” Youssef glimlacht: “Mike heeft met mij ook rechtertje gespeeld. Ik moet nog altijd maandelijks voor de rechter verschijnen. Om niet volledig te blokkeren of agressief te antwoorden, voeren wij dan een oefengesprek.”

Het voorbeeld illustreert de unieke aanpak van TOPcoaching. “Wij werken niet van achter een bureautje”, zegt Mike. “We nemen de nodige acties met de jongeren mee op en gaan er desnoods mee sporten of iets drinken. We vragen een duidelijk engagement, maar geven ook iets terug. De klemtoon ligt op het gezamenlijk werken naar een uitweg. Dat wekt vertrouwen, daarom zetten zij zich in. Wij zijn ook 24 op 24 uur beschikbaar. Een andere troef ligt in onze continuïteit. Wij zijn in Vlaanderen de enigen die de coaching in de gevangenis aanvatten en die ook doorzetten buiten de muren. Hij sneller we er binnen de muren bij zijn, hoe groter de kans dat de jongens onze hulp ook gebruiken buiten de muren.”

Voor Youssef wierp die intensieve aanpak alvast zijn vruchten af. Hij kwam na zes maanden voorwaardelijk vrij en woont nu bij zijn vader. Hij volbracht een opleiding als lasser en heeft daar na lang zoeken ook een baan in gevonden. “Ik ga het nu niet meer verknallen. Ze hebben veel staatsgeld in mij gestoken!”

*Fictieve naam om privacyredenen

(kaderstuk)

Coaching houdt jongeren uit de cel

TOPcoaching viert zijn vijfjarig bestaan. Het is een samenwerking tussen CAW Metropool, het Antwerps integratiecentrum de8, de gevangenis van Antwerpen, Samen Leven Stad Antwerpen en het departement Welzijn van de Vlaamse Gemeenschap. Het project telt één coördinator en 3,5 voltijds equivalente coaches en wordt gesubsidieerd door Stad Antwerpen. De doelgroep is afgebakend. Het gaat om jongeren van 18 tot 25 jaar uit Antwerpen die in de gevangenis van Antwerpen verblijven. Ze zijn allen voor de eerst keer gedetineerd en zullen op korte termijn vrij zijn. Ze nemen vrijwillig deel en hebben geen verslavings- en/of psychiatrische problemen. Van januari 2012 tot juni 2013 werden 67 jongeren begeleid. De recidive ligt op 20 procent en dat is een gunstig cijfer. Volgens het NICC (Nationaal Instituut voor Criminalistiek) belandt 44 procent van alle vrijgelaten veroordeelden in ons land terug in de gevangenis, meestal na twee jaar.

Dit artikel verscheen in De Standaard (paywall)

“Ik heb me altijd verworpen gevoeld”

(Dit interview deed ik in juli 2013 met Nathan Verhelst. Ik gaf de tip aan Peter Verbruggen van Het Laatste Nieuws, die hem zelf interviewde daags voor zijn dood en er een stuk over schreef voor zijn krant. Hij publiceerde de dag erna ook de harde reactie van de moeder. Heb een goede reis, Nathan.)

nathan

Hij werd als meisje geboren en doorliep een jeugd van incest en psychologische vernederingen. Nancy koos ervoor om Nathan te worden, maar een genderoperatie mislukte eind vorig jaar en de laatste hoop brak. De 44-jarige Nathan Verhelst vroeg euthanasie aan en kreeg een goedkeuring. Zijn leven is gisteren beëindigd, we noteerden vooraf zijn verhaal. “Ik ben niet labiel, ik weet wat ik wil en dat is doodgaan. Elke seconde van de dag huil ik binnenin.”

Wanneer we op een broeierige julidag Nathan ontmoeten op zijn appartement in het centrum van Sint-Niklaas kan een eerste vooroordeel al meteen de kast in. Hier geen dozen van bestelde pizza’s op een hoopje, geen lege bierflesjes, zelfs geen vlokje stof. Wel een kraaknet appartement met weinig franjes, strakke lijnen en orde, een badkamer met de nodige verzorgingsproducten. Een flat die elk wild plan kan huisvesten, orde om te kunnen knallen, stilte voor een storm. Alleen een leuze van Bond zonder Naam wijst op kwetsbaarheid, maar hier lijkt niemand in de touwen te liggen.

Twee uur later begrijpen we die orde beter. Ze staat niet voor de rust en concentratie voor een hinkstapsprong. Ze staat voor controle, voor een strakke methode om heel bange dagen door te komen. Nog twee maanden lang. Dan mag het eindelijk stoppen. Een Harley Davidson-model in een glazen vitrine duidt niet meer op een passie, hooguit op een verleden bezigheid. “Ik had een moto, ja, maar ik heb hem weggeschonken”, zegt Nathan. “Ik kan me aan niets meer optrekken, mijn kracht is op. Ik kan niets moois meer meemaken, op geen enkel klein moment. Elke seconde van de dag schrei ik in het diepste van mijn hart.”

Het lelijke kind

Op 9 december 1968 werd Nancy Verhelst in Hamme geboren als een premature baby van 1 kg 750 licht en 31 cm groot. “Het contact met mijn moeder werd meteen verbroken omdat ik in de couveuse moest. Ze zei later aan de verpleegster: ‘zoiets lelijks heb ik in mijn hele leven nog nooit gezien’”, vertelt Nathan bitter. “Hoe ik dat weet? Ze stond op een dag dat verhaal te vertellen aan een scoutsleider toen ik in de keuken stond, ik was toen tien jaar. Die woorden ben ik nooit vergeten. Mijn moeder is bij m’n geboorte bijna zelf gestorven en ik heb het gevoel dat ze me dat altijd heeft kwalijk genomen. Ze had ook een jongen willen hebben in plaats van een meisje.”

“Mijn moeder stond altijd anders tegenover mijn broers dan tegenover mij, ik kreeg van alles de schuld, wat ik ook deed. Ik kon met bloemen thuiskomen, maar vijf minuten later hadden we woorden”, zegt Nathan. Het voelt hem aan als gisteren. “Elke woensdag moest ik poetsen in huis. Als er dan een matje scheef lag of ik te snel klaar was, hadden we ruzie. Lag er op mijn kamer te veel rommel, dan smeet ze dat door het raam op de binnenkoer. Dat deed ze niet bij mijn broers.”

“Ik ben ook gebruikt als wandelende vuilbak. Al wat nog op tafel stond na het eten, moest ik naar binnen werken. Ik werd zwaar obees en kreeg er de gepaste benamingen bij van ‘varken’, ‘bulldozer’, ‘olifant’, ‘tientonner’. ‘Varken, komen eten!’. ‘Olifant, kom naar beneden!’. Mijn vader heeft ooit gezegd dat we de poort zouden moeten gaan uitbreken als ik nog dikker werd. Toen heb ik wel gereageerd: ‘Zolang ik hier woon, noem je mij bij naam! Als ik een varken ben, moet je me maar in een kot in de tuin zetten!’”

Doktertje spelen

“Kort voor mijn twaalfde heb ik dan voor het eerst incest gehad met mijn één jaar en drie jaar oudere broers. Dat begon zogezegd met ‘doktertje spelen’, maar ging al snel veel verder en ik wist niet wat me overkwam. Ik was te jong om te beseffen wat kon en niet kon”, grijpt Nathan terug. “De eerste keer was op een avond. Mijn broer kwam naar me toe en zei: ‘je moet mee naar onze oudste komen’. Omdat ik thuis van alles de schuld kreeg, durfde ik ook niets zeggen tegen mijn ouders en deed ik heel precies wat mijn broers me opdroegen. Anders zouden ze misschien allerlei slechts over mij zeggen tegen moeder en vader. Dus ik liet begaan. Ze kwamen klaar op mijn lichaam, ze penetreerden me, ik moest hen afzuigen en overal betasten, ik moest mezelf betasten en masturberen. Je ondergaat dat, het lijkt alsof je naast je lichaam staat, alsof je totaal iemand anders bent. Om de pijn niet te voelen, depersonaliseer je je. Ik heb mij een gebruiksvoorwerp gevoeld. Het misbruik is blijven duren tot ik op mijn achttien jaar het huis heb verlaten. De analyse komt pas vele jaren later, als je erover gaat nadenken en lezen.”

“Het gebeurde allemaal heel stiekem. Mijn broers deden met hun vinger teken dat ik mee naar boven moest. Mijn jongste broer hield de wacht. Hij kreeg er van mijn broers dan zakgeld voor”, vervolgt Nathan. “Ik voelde me walgelijk. Je hele leven lijkt van je te zijn afgenomen. Als je jong bent, denk je op een gegeven moment aan een man en kinderen, maar dat was voor mij allemaal niet meer mogelijk. Ik ben nooit met eigen zin een relatie aangegaan of heb nooit met een man intimiteit beleefd. Heeft de incest ertoe geleid dat ik voor de vrouwen viel of transgender werd? Dat weet ik niet. Ik voelde me nooit vrouw genoeg om vrouw te zijn. Al zat de genderdysforie er misschien al vroeger in. Ik droeg nooit graag meisjeskleren, ik stond me te ‘scheren’ met zeep en een aardappelmesje, ik deed mijn pa na.”

Nathan piekert even. “Nu begrijp ik sommige dingen wel, maar het is allemaal te laat. Mijn leven is geruïneerd. Het gevoel van verwerping heeft me mijn hele leven overheerst.”

Niet gehoord

De broers waanden zich mogelijk onaantastbaar en veilig. Jonge Nancy had nooit het gevoel hierover bij haar ouders terecht te kunnen en haar vrees werd bewaarheid op haar achttiende. “In een felle ruzie met mijn moeder riep ik toen uit ‘Dat van mijn broers wist ge ook niet, zeker?!’. Waarop mijn moeder zegt: ‘Ik had al zo’n vermoeden’. Op dat moment stort je wereld in. Waarom had ze nooit ingegrepen?”, vraagt Nathan zich nu af. Hij (zij) schreef zijn (haar) moeder een brief van zes bladzijden met in detail wat er met de broers was gebeurd en de expliciete vraag aan de moeder om haar houding naar haar dochter te veranderen. Het enige antwoord: “Je kan met die brief doen wat je wilt.”

Nancy verhuisde met verdiend zakgeld uit horecawerk op haar achttiende naar een klein huisje in Sint-Niklaas, zonder boiler, stromend water of een wc met doorspoeling. Haar vader begreep niets van de plotse verhuizing en sprak drie maanden niet meer met zijn dochter. “Ik heb hem jaren later ook een brief geschreven waarin ik alles verteld heb, maar zijn reactie was enkel: ‘je vertelt me dat wel te laat, nu ik er niets meer aan kan doen’. Verder heeft hij nooit enige actie ondernomen of mijn moeder of broers terecht gewezen”, vertelt Nathan. Voor zijn vader kan hij toch nog mildheid voelen. “Hij at elke dag eieren met spek en dan wou hij dat delen met mij, dat weet ik nog. Mijn moeder was kwaad dat ik wel naar hem wilde luisteren en niet naar haar. Maar misschien was mijn vader wél blij dat hij een dochter had?”

Nathans vader stierf in 2011, toevallig een halfuur nadat Nathan zich op het gemeentehuis officieel als man had ingeschreven. “Op zijn sterfbed heb ik hem nog gezegd dat ik hem graag zie, maar dat echt voelen, kon ik niet meer. Ik was toen al jaren dood.”

Hobbelig parcours

Nancy vluchtte tijdens haar puberjaren in de drank. Begonnen bij bier, geëindigd bij whisky. “Vandaag heb ik dat onder controle, maar als ik een fles open, dan moet ze leeg. Of ik maak een cocktail van medicijnen”, vertelt Nathan. Alles om niet te moeten voelen. “Ik ben ook een emotionele eter. Ofwel eet ik de hele dag door, ofwel eet ik helemaal niets.”

Nancy dacht in die bange tijd bij een vriend des huizes terecht te kunnen. Hij nam het geregeld voor haar op in discussies. “Maar dan bleek dat ik hem daarvoor moest bevredigen. Jaren later kwam ik te weten dat die man mijn moeder ook heeft misbruikt”, zo legt Nathan de puzzel samen.

Thuis weggaan was dus de enige optie, maar het werd geen succes. Nancy kwam op een hobbelig parcours van teleurstellingen terecht. In haar kleine woning stal een huisgenoot haar spullen, een relatie met een man liep spaak en later woonde ze bij een vrouw in die misbruik maakte van haar aanwezigheid. Of zo voelt het vandaag toch voor Nathan aan. “Ik had een relatie met die vrouw, maar zij zag mij als een middel om haar man definitief buiten te krijgen en te houden. Dat heeft ze later zelf toegegeven. Ze had twee dochters in huis en ik sloofde me uit om daar mee voor te zorgen.”

Hoe belandde Nathan of Nancy telkens in die situaties? Is er sprake van een patroon? “Ik heb te veel dingen toegelaten en daarvoor ben ik zelf verantwoordelijk. Misschien gebeurde het omdat ik vroeger nooit gehoord werd. Ik heb niet geleerd om ‘neen’ te zeggen, dat mocht ik niet en het had geen zin. Ik kan dat nu nog altijd moeilijk.”

Psychiatrie

Nancy had een baan in de tewerkstelling van werkzoekenden. In 2001 moest ze zich echter voor de eerste keer laten opnemen in de psychiatrie. “Mijn tweede oudste broer kwam langs. ‘Kom je zien of ik al dood ben? Dan zult ge nog even moeten wachten!’, heb ik hem gezegd. Mijn oudste broer vroeg of het ook ‘deels zijn schuld was’, door ‘de dingen die er tussen ons zijn gebeurd’. Hij had op dat moment wel spijt, hij zei sorry”, stelt Nathan als in een mededeling. Het komt niet echt meer binnen. “Ik heb altijd naar mijn broer opgekeken, omdat ik me niet goed voelde in het vrouwelijk lichaam. Ik ben nooit het meisje geweest dat ik had moeten zijn. Ofwel was ik niet gewenst ofwel werd ik misbruikt. Toch wilde ik mijn broer blijven helpen, als hij later relatieproblemen had, kwam hij daar met mij over praten. Ik wil voor velen de helpende hand zijn omdat ik weet wat gemis is en hoe ongelukkig zijn aanvoelt.”

In die overgave zit tegelijk het verdriet van Nathan. Hij heeft de neiging heel veel te geven – vanuit onvervulde behoeften? – en zal nooit zoveel terugkrijgen. “Ik ben iemand die zijn beloftes nakomt. Ik hou niet van mensen die zeggen te zullen bellen en niet bellen. Voor anderen zijn dat misschien futiliteiten, voor mij weegt het loodzwaar. Voor mij zijn negentig procent van de mensen hypocrieten.”

Een man worden

Nancy volgde al jarenlang sessies bij psychiater en een psychologe, toen ze in 2009 in de wachtzaal op een affiche over genderdysforie stootte: ‘Voel je je vrouw in een mannenlichaam of voel je je man in een vrouwenlichaam?’. “Toen ik dat met mijn psycholoog besprak, zei hij: ‘je bent hier eigenlijk nooit als een vrouw gekleed binnengekomen’. En dat klopt wel. Wat voor mij pas echt als transitie aanvoelde, als ‘niet kloppen’, was wanneer ik vrouwenkleren moest aandoen”, zegt Nathan nu.

Na vele gesprekken kwam het tot een afspraak bij de gespecialiseerde afdeling genderdysforie van een om privacy-redenen niet nader genoemd ziekenhuis. “Toen ik uit dat gesprek kwam, voelde ik me dertig kg lichter. Als dat het niet was, dan wist ik het ook niet meer. Ik heb er dan op mijn veertigste voor gekozen om toch nog eens voor mezelf te gaan. Uit gesprekken met een psycholoog van de afdeling bleek wel dat ik nog heel veel kwaadheid in mij had en die moest er uit om mij op de operatie voor te bereiden. Vandaag blijkt wel dat ik het verleden niet kan loslaten en dat houdt mij in de greep. Als kind zei ik al dat ik niet ouder zou worden dan veertig. Ik was mijn leven al beu op zestien jaar.”

In elk geval oordeelde de psycholoog dat Nancy genderdysforie had en na een hormonenbehandeling mocht worden geopereerd. Een eerste gesprek met de chirurg werd evenwel een verschrikking. “Hij snauwde me toe dat ik mijn sigaret als de bliksem moest uitdoen! De consultatie heeft maar tien minuten geduurd, maar de arrogantie droop van die man af”, zegt Nathan. “Ik heb dan beslist om me door iemand anders te laten opereren. Achteraf gezien was dat misschien niet de beste optie, maar die persoon was wel menselijker.”

De hele operatie is mislukt. In een eerste fase moesten de vrouwelijke borsten worden omgezet tot een mannenborstkas, maar dat verliep zonder succes. De borstkas was niet goed gezet, oordeelt Nathan, de tepelhoven waren misvormd en er was nog steeds te veel borstvorming. In een tweede fase was er de cruciale operatie van de penisconstructie of falloplastiek, op 26 november 2012. “De operatie op zichzelf was geslaagd, maar 36 uur later bleek dat ik een trombose had. De afvoer vanuit de penis was verstopt en ik kreeg afstervingsverschijnselen. De fallus was enorm groot geworden, blauw en zwart. Ze hebben toen heel veel moeten wegsnijden”, vertelt Nathan. “Door huid weg te nemen van mijn lies tot mijn scrotum en die als ent te gebruiken, hebben ze daar nog aan willen verhelpen, maar het resultaat is heel lelijk en misvormd en ik moet een maandverband dragen om niet permanent een geurtje te hebben.”

“De hoofdchirurg zei me dat ‘het leven meer was dan een penis alleen’. Dat durfde hij te zeggen. Ik heb geantwoord: ‘Het leven is dat wanneer de zon schijnt of een kind lacht, je dat voelt in je hart. Ik ben dood en dat zal jij nooit snappen.”

De enige uitweg

Voor Nathan was de geslachtsverandering niet alleen verbonden met zijn gehele persoon, ze was ook zijn laatste hoop. “Ik heb toen beslist om mijn euthanasieplannen in werking te zetten. Maar eigenlijk was ik al zes jaar dood. In een gesprek met mijn psycholoog, toen ik in 2007 in opname zat, zei ik eens dat ik me in een put voelde zitten met reikende handen bovenaan die put, maar dat met elke trede die ik op een ladder zette, die ladder dieper wegzakte en ik me gewoon had neergezet. Toen ben ik doodgegaan, dat begrijp ik nu steeds meer. In een periode van 18 maanden had ik toen ook zes mensen verloren, waarvan drie door zelfmoord en één door euthanasie. Voor mijn operatie zei ik ook half grappend tegen een vriendin: ‘we maken eerst de doopsuiker en dan de doodsbrief’. Lugubere humor, maar het gaf eigenlijk aan wat ik toen al wel wilde.”

Nathan stapte naar het LevensEinde Informatie Forum (Leif) in Wemmel en had er lange gesprekken. Hij kreeg uiteindelijk de drie vereiste goedkeuringen: van een psychiater, van een arts en van een uitvoerende arts die de euthanasie wilde plegen. “Voor mij eindigt het hier”, zegt Nathan stellig. “De mensen denken in het begin dat je aandacht zoekt, ze begrijpen het niet dat je dit kan doen als je ‘gezond’ bent.”

De beslissing tot euthanasie nam Nathan en Nathan alleen. “Ik heb nog tien mensen in mijn leven, waarvan ik er bij vijf het gevoel heb mijn liefde niet te moeten kopen. Zij hebben het er heel moeilijk mee, maar ze kunnen daar met mij over praten en begrijpen nu dat er voor mij geen andere weg meer is. Op 30 september stap ik uit het leven, op een waardige manier. Niet door zelfmoord, niet in een  opwelling. Ik vind het belangrijk om zelf afscheid te nemen en ook mijn vrienden die kans te geven. Zij zullen er die dag bij zijn.”

Zijn familie heeft Nathan niet ingelicht, zij vernamen het nieuws pas de afgelopen dagen, na zijn dood. “Ik zou niet weten waarom ik afscheid moet nemen van mijn broers en mijn moeder. Ze zijn er nooit voor me geweest. Postuum zullen ze nog een brief van mij krijgen.”

Gesprek

Aan het einde van zijn leven, liet Nathan zich nog door een psychologe begeleiden. “Ze geeft mij de tijd en ruimte om bij mijn gevoel stil te staan, want meestal leef ik een beetje als een robot. Ik heb met de jaren geleerd dat je stoer moet zijn en geen zwakheid mag tonen. Bij haar mag ik dat wel.”

Zelf houden we onze stoerheid even gebald. We nemen afscheid van Nathan in een benepen hall, we dralen, het is moeilijk vertrekken. In de lift zakt de zwaarte tot in mijn schoenen. Muisstil. Om de hoek een krantenwinkel met dagjesnieuws. Zesde staatshervorming. Een nieuw parlementair jaar. De Rode Duivels bijna in Rio.

Een taal leren moet leuk blijven

‘Het Nederlands moet meer zijn dan een hindernis in het klaslokaal of aan het loket. Nieuwkomers moeten er in kunnen spelen, vechten en vrijen. Onze taal moet een uitgesteld cadeau zijn.’ Moeten nieuwkomers verplicht naar de taalles? Staat die garant voor hun integratie? Heten we anderstalige mensen in het Engels welkom of remmen we ze dan eerder af?

Kortom: wat is de rol van taal bij integratie van anderstaligen? RandKrant peilt bij Ludo Beheydt, Jo Van Vaerenbergh en Geert Bourgeois naar antwoorden op deze vraag. Beheydt is professor Nederlandse en Vlaamse taal en cultuur aan de UCL (Université Catholique de Louvain-laNeuve), Van Vaerenbergh staat bij het Provinciaal Integratie Centrum Vlaams-Brabant (PRIC) in voor lokaal inclusief minderhedenbeleid en Bourgeois (N-VA) is Vlaams minister van Inburgering, Ambtenarenzaken en Vlaamse Rand.

Lees verder in pdf op RandKrant Taal en Integratie, p.4

Werkloze wordt ondernemer

Met beperkte leningen een kleine starter op weg helpen naar zijn eigen zaak. Het is de basisfilosofie van Microstart en ze slaat aan. De vzw zette twee jaar geleden voet aan wal in Brussel en breidt het succes uit naar Gent en Luik.

In België is het ondernemerschap nog vooral een zaak voor hoogopgeleiden met een flinke duit startgeld op zak. Dat hoeft niet te verbazen als je kijkt naar de financiële en administratieve drempels om een zaak te starten. Die zijn hier veel te hoog”, meent Patrick Sapy. “Het hoeft nochtans helemaal niet zo te zijn. Wist je dat in Frankrijk 40 procent van de ondernemers uit de werkloosheid komt?”
Sapy stond ruim twintig jaar geleden mee aan de wieg van de microkredietverstrekker ADIE (Association pour le droit à l’initiative économique), die kantoren heeft over heel Frankrijk en er samenwerkt met 25 banken. Twee jaar geleden zond ADIE zijn zoon uit naar België. Hij vond geschikte locaties voor een kantoor in Schaarbeek en in Sint-Gillis, en Microstart was geboren. De vzw verstrekt via BNP Paribas Fortis microkredieten van 500 tot 10.000 euro (gemiddeld 3000 euro) aan startende zelfstandigen die elders geen lening kunnen krijgen. Ze betalen voor die kleine kredieten 5 procent dossierkosten en 8,25 procent rente. Microstart kende op 2000 kandidaten al 500 kredieten toe, en dat is een onverhoopt succes. Van die startende ondernemers betaalt 95 procent het bedrag terug.

Lees verder in Microstart & Dreamstart of op www.trends.be.

Lokaal talent in de vitrine

In de Statiestraat in Berchem had een industrieel ingenieur het lumineuze idee om een shop te openen met creaties van lokaal talent uit de buurt. Ontwerpers die anders hun waar niet aan de man weten te brengen, vinden hier een kanaal. Ver van al die lastige administratie… Goei punten, Cédric! Dat verdient een plek in Trends.

P1040923

Vrij podium voor ontwerpers

In de hippe winkel Talentindebuurt van Cédric Vanheule kunnen lokale ontwerpers hun producten aan de man brengen. “Veel mensen hebben geweldige ideeën, maar krijgen die niet verkocht”, zegt Vanheule. Daarom verkoopt hij hun creaties in zijn vroegere woonkamer.

Lees verder in Trends, Talentindebuurt

Het gaat hooguit om verkrachting

schoolMoslims kunnen er niet tegen dat een kleuterjuf in de onderbroek van hun kind zit, omdat ze ‘andere normen en waarden hebben’. Hun woede komt niet voort uit de zorg om hun dierbaren, maar is ‘gericht tegen het systeem’. Dat zou je gaan denken als je deze week de Vlaamse media volgde. Als straks het groot verlof begint, onthouden we uit de gebeurtenissen rond basisschool De Blokkendoos dat op het Antwerpse Kiel veel hysterische fanatiekelingen wonen die zich buiten de samenleving voelen gezet, niet dat er mogelijk kleuters werden verkracht. Dit geheel verwrongen beeld is de regelrechte schuld van de pers en wekt zoveel woede op dat bezorgde moslimouders straks hysterische fanatiekelingen worden die zich buiten de samenleving voelen gezet. Wat moest bewezen worden. De media hebben altijd gelijk, als je maar lang genoeg wacht.

Waarover gaat het? Een 23-jarige kleuterjuf van concentratieschool De Blokkendoos wordt verdacht van seksuele daden tegen kinderen uit haar klasje. Een moeder diende begin deze week een klacht in bij het politiekantoor nadat haar zoontje plots ongepaste seksuele handelingen bij haar verrichtte. Na doorvragen vertelde de kleine over de schooljuf. Dat nieuws verspreidde zich snel en ook vijf andere kinderen gingen aan het praten over seksueel grensoverschrijdend gedrag van de juf. Het CLB en het Stedelijk Onderwijs Antwerpen spreken van ‘verontrustende signalen’. Intussen loopt een onderzoek tegen de vrouw, maar zij werd niet door de school geschorst. Dat leidde tot woede, verbale agressie en naar verluidt een doodsbedreiging aan het adres van de directie. Schepen van Onderwijs Claude Marinower (Open Vld) heeft daarop beslist de school voor de rest van het schooljaar te sluiten. Volgens een poll op de website van Gazet van Antwerpen is 59 procent tegen die beslissing gekant.

De berichtgeving over deze hele affaire is suggestief en schadelijk. In een reportage van Terzake zien we angstige en ook woedende ouders. De journaliste heeft voor die woede een nattevingerverklaring: ‘op het Kiel wonen veel allochtonen, vaak met andere waarden en normen, ook wat seksualiteit betreft’. Dus die moslimouders doen flauw en moeten dimmen? Hoeveel gefriemel is toegelaten naar Vlaamse normen en waarden? Ook Wim Van Rompu van het CLB Antwerpen mag in de reportage zeggen dat er ‘culturele verschillen zijn tussen de westerse beleving over normale seksuele ontwikkeling en de beleving daarvan bij de bewoners op het Kiel’. Frank Noten van het Stedelijk Onderwijs Antwerpen spreekt in afstandelijke taal over ‘de feiten an sich’ versus ‘maatschappelijke issues, zal ik maar zeggen’. Lees: die ouders zijn overdreven kwaad omdat ze zich uitgesloten voelen. Ironisch genoeg voelen ze zich uitgesloten door dit soort opinies en verslaggeving. Niets erger dan betutteling en versmachting, dan ‘stilletjes maar, je voelt je wat slecht in je vel, het is zo erg niet’. Van kwaad word je woest als je geaaid wordt.

Kathleen Cools en haar gast Claude Marinower gingen gretig mee in het kansengroepengekakel en nergens kwam de logische vraag ‘zouden niet alle ouders boos zijn?’. De schepen sprak over de emotionele ravage bij het schoolteam, over cultuurverschillen en heethoofden. Het thema kindermisbruik op scholen en hoe dat te bestrijden, was op geen moment het onderwerp. De VRT ging overigens ook op een andere manier over de schreef. In de reportage komt namelijk een vader met zijn zoon op de arm doodleuk vertellen dat de jongen misbruikt werd. Die beelden gebruiken is deontologisch zeer bedenkelijk.

Farouk Özgunes stapte ook gretig in het conflictmodel en sprak voor VTM over ‘het protest van moslimmoeders’ waar ‘de consul van Marokko zich zelfs mee kwam bemoeien’ en wist dat de zaak ‘tot in Marokko leeft’ – hoe werd niet gezegd. Er kwamen zelfs ‘ouders van kinderen die niet eens hier wonen’ protesteren (solidariteit?) en er was ‘een hetze’ ontstaan tegen de juf en de directie. Hetze betekent volgens het woordenboek ‘gestook, klopjacht, campagne om haat op te wekken’. Op Radio 1 sprak Jan Hautekiet van een massahysterie.

Gazet van Antwerpen opende een discussieforum. Niet over kindermisbruik op scholen, zoals u misschien vermoedt. Neen, de krant meent te weten dat “de heisa (wat ‘gedoe’ betekent) ook haarscherp de kloof blootlegde tussen de allochtone gemeenschap en alles wat naar het ‘witte establishment’ ruikt: onderwijs, politie, parket, pers en politiek” en daar mogen alle lezers hun mening eens over geven.

De stadskrant reist van Meir naar Mekka, maar is nog niet voorbij het Zuid. Journalist Dennis Van Damme spreekt van een angstpsychose, daar op het Kiel zijn ze kennelijk rijp voor het gasthuis. Hij zegt dat ‘de bewijslast tegen de betrokken leerkracht ondertussen niet groot lijkt’ en haalt ‘een anonieme bron dicht bij het onderzoek’ aan die ‘de klagende moeder’ in diskrediet brengt, maar kan de waarachtigheid van die bron niet aantonen. Een journalist moet meer zijn dan een doorgeefluik. In een doktersattest van de betreffende kleuter, dat Van Damme kon inkijken, ‘staan geen harde bewijzen van misbruik’. Hij citeert wel uit het verslag: “Het kind is bang tijdens het onderzoek en wil zijn ondergoed niet uit doen, terwijl hij voordien net wel graag werd onderzocht. Er zijn tekenen van psychische traumatische toestand. Hij is stil en teruggetrokken. Momenteel zijn er ter hoogte van de benen verschillende echymosen (blauwe plekken, red.). Ter hoogte van de poep is er roodheid te bemerken. Hij heeft hier ook wat pijn. Doorverwijzing naar kinderpsycholoog noodzakelijk indien psychische toestand aanhoudt.” Maar er zat dus geen krijtje in zijn broek.

Politiek commentator Lex Molenaar looft Marinower om zijn beslissing de school te sluiten. Hoe de werkende ouders hun kinderen moeten opvangen, is niet meteen duidelijk. Molenaar vindt de heethoofden die de situatie misbruiken ronduit ergerlijk.

Mijn hoofd gloeit alvast van zijn krant en van het nieuws te volgen. In geen artikel of reportage hoorde ik de betrokken ouders hun beklag doen over discriminatie en uitsluiting. Ik hoorde ze geen ouderwetse uitspraken doen over seksualiteit. Ik zag en hoorde bange, kwade en ongeruste ouders met misschien wat zuiders temperament en sommige die te ver gaan, ook met hun kinderen erbij. Maar hun frustratie was gericht op de school, niet op de gehele maatschappij. Ik zag verder ouders die niet langer dan een volzin in beeld waren. Ouders waarover in de archieven een mening klaarlag.

Het venijn Camps is terug

Mensen die oud worden of terugkeren na een zware ziekte worden milder. Dat hoor je wel eens zeggen. Niet zo voor Hugo Camps, die weet de dood in de ogen te hebben gekeken. Arme hij. De huiscolumnist van De Morgen was drie maanden buiten strijd door ernstige complicaties na een routineoperatie in de buik en kroop door het oog van de naald. Dan verwacht je weemoed, nederigheid, maar Camps liet darmetter inpakken voor komt nog eens van pas. Spoot het afgelopen zaterdag recht in het gezicht van een jonge politica. In de eerste regels van zijn eerste column na lange tijd. Dat had hij wel verdiend, het jongetje dat weer buiten mag. Puberpus. Rotstreek. Schrijft zelf liefst in éénwoordzinnen. Daar krijg je geen spatie tussen, daarin weerspiegelt geen wederwoord.

“In het gezicht van Gwendolyn Rutten ligt een scherpte die doet denken aan een snavel. Eén snok en iedereen slaat op de vlucht. Terwijl haar ogen dreigend blijven lachen. Schijn en wezen: het duurt even voor je er bij de Open Vld-voorzitter achter bent.” De Morgen schrapt het woord allochtoon omdat ze mensen op hun merites wil beoordelen, maar omarmt met veel egards een nukkig mannetje dat mensen afrekent op hun uiterlijk. Erger: die selectief naar gelaatstrekken zoekt die passen bij door hem bevroede karaktertrekken. Voor dubbelchecken niet betaald, zolang de meerderheid maar gniffelt. Is Gwendolyn die dag op het werk geraakt of dacht ze aan haar snavel? Camps is een pestkop. Doodkistnagelaar. Grafzerkkerver.

Jaar en dag zeurt Hugo Camps over grijze politici die van elkaar niet te onderscheiden zijn. Maar steekt een jongedame haar nek uit in een vastgeroest en hoogdringend dossier, dan is ze ‘diepblauw’ en ‘vorige-eeuws’, zonder dat haar argumenten nog maar overwogen worden. Niet gehinderd door inhoudelijke kennis hakt iemand haar kop af. Je oogst wat je maait. Camps is terug? Voorpaginavervuiling. Incrowdnieuws.

Les Chevaux de Dieu

Ik was enorm aangegrepen door de film Les Chevaux de Dieu, die ons het nodige inzicht geeft in de Marokkaanse cultuur en ook in de geest van een zelfmoordterrorist, maar tegelijk bijna nergens in Vlaanderen te zien was en dus weer niet de mensen bereikte die hem moesten zien. Over die frustratie schreef ik deze column voor MO Magazine.

Au nom de dju Bioscooptenten UGC en Kinepolis draaien niet één week Les Chevaux de Dieu. Niet één week. Nergens in Vlaanderen. Dat is een drama. De film legt in zuiver realisme uit hoe voetballende jongetjes in de sloppenwijken van Casablanca neergroeien tot zelfmoordterroristen. Hoe ze onder een blakke zon in stoffige straten tot pantser verharden. Hoe er geen liefde is, alleen gevecht. In een cultuur waar seksualiteit in de kast moet blijven, waar gezonde jongemannen misvormen en verkrampen. En hoe ook daar, ver weg in de Maghreb, je rol in een gezin bepalend is. Hoe iemand in zijn hoop ooit iets voor iemand te betekenen, al is het na dit leven, zichzelf het paradijs inblaast. Nabil Ayouch toont in Les Chevaux de Dieu dat haat en geweld minder met afkomst dan met armoede hebben te maken. Minder met je genen dan met de plek waar je geboren bent. Minder met godsdienst dan met manipulatie. Minder met een keuze dan met een dood spoor.

Lees verder op MO Magazine, Les Chevaux de Dieu

Sorry, Saïd. Foute naam.

Voor MO Magazine ging ik een tijdje ‘under cover’ op de woningmarkt. Ik stuurde op Immoweb een mail naar de eigenaars van 200 huurappartementen, onder mijn eigen naam en die van ene Saïd. Het verschil in reacties was frappant.

Discriminatie op de Vlaamse huurmarkt

Mannen met een Marokkaanse naam worden benadeeld op de Vlaamse huurmarkt. Wanneer “Johan” en “Said” op dezelfde huuradvertenties reageren, krijgen ze opvallend vaak verschillende antwoorden. In zowat de helft van de gevallen heeft de kandidaat met Vlaamse naam een streepje voor.

© Brecht Goris

Nog even en ik was schizofreen geworden. Gedurende drie weken nam ik een dubbele identiteit aan. Ik voorzag een fictieve Said El Lachi van e-mailadres en telefoonnummer. Via Immoweb stuurde ik in zijn naam tweehonderd verzoekjes voor huurappartementen tussen de 400 en 700 euro in Brugge (25), Gent (49), Antwerpen (45), Hasselt (33), Leuven (40) en Halle (8). Telkens op basis van het voorgetypte standaardbericht.

Voor elke stad wachtte ik hooguit een dag om me ook als Johan De Crop (ik veranderde mijn naam met één letter) bij dezelfde eigenaars en immokantoren aan te melden, maar wel bewust in die volgorde. Zo was ik zeker van mijn zaak: als Said werd benadeeld ten opzichte van Johan, was dat alvast niet omdat hij zich pas later kandidaat had gesteld.

Lees verder op MO Magazine, 7 februari 2013