De MIVB wil maatschappelijk verantwoord ondernemen. Mag het even?

MIVBRedouane Ahrouch, voorzitter van de omstreden partij Islam en tevens buschauffeur in Brussel, werd door de MIVB ontslagen omdat hij publiekelijk pleitte voor verplicht gescheiden vervoer van mannen en vrouwen op de bus. Dat ontslag is voor mij de enige piste die de MIVB kon bewandelen.

Jogchum Vrielink, professor discriminatierecht aan de Université Saint-Louis – Bruxelles en vaste opiniemaker bij De Morgen, denkt daar anders over. En ook Groen-parlementslid Imade Annouri stelt op Facebook: “Ik vind de ideeën van Ahrouch compleet idioot en zal die met elke vezel ideologisch en politiek bestrijden. Maar iemand ontslaan louter en alleen voor zijn mening gaat net in tegen exact die normen en waarden die ik met elke vezel wil verdedigen.”

Vrielink en Annouri verdedigen de vrijemeningsuiting en zijn bevreesd voor de inmenging van de werkgever in het privéleven. De vrije mening is voor hen het hoogste goed. Maar de werkgever van Ahrouch lijdt wel imagoschado door hem in dienst te houden en dat mag je toch ook in overweging nemen.

Vrielink spreekt zich uit tegen “een ruimere ontwikkeling” waarin werkgevers mensen ontslaan wegens controversiële uitingen die ze doen als burger. Ik zie eerder een ruimere ontwikkeling waarin burgers, politici en professoren op tafel kloppen om onze vrije mening te verdedigen en discriminatie te bestrijden en de waarden die daarmee conflicteren dan maar opzijschuiven.

Zoals: het recht van een werkgever om binnen de grenzen van de wet mensen te mogen ontslaan als die het imago van hun organisatie ernstige schade toebrengen. Een buschauffeur die pleit voor segregatie van reizigers op zijn bus doet dat wel degelijk. Hij brengt het imago van zijn organisatie in gevaar. Of duidelijker gesteld: het bedrijf doet zichzelf de das om als het aan de samenleving zegt: ‘iemand die dergelijke ideeën verkondigt over onze dienstverlening, mag bij ons blijven’. Wees gerust dat het dan evenzeer felle reacties regent (en in mijn ogen terecht) van mensen die verontwaardigd zijn dat zoiets getolereerd wordt. Van organisaties die maatschappelijk verantwoord ondernemen hoog in het vaandel dragen, wordt verwacht dat ze daarnaar handelen. Ook dat vinden we een belangrijke waarde.

Ik vind het jammer dat Annouri en Vrielink dit niet in rekening brengen. Ze kiezen wel erg makkelijk één kant.

Een imago heeft er snel gelegen

De realiteit van de dag is dat de MIVB gewoon geen keuze had. Je kunt geen waarden als inclusie en algemene toegankelijkheid voor elke burger voorstaan en tegelijk één van je buschauffeurs de scheiding van mannen en vrouwen op de bus laten bepleiten. Je zou kunnen zeggen: ‘dat is maar één werknemer en die vertegenwoordigt de organisatie toch niet?’ Maar iedereen weet: zo werkt het niet met imago en reputatie. Als er ergens een geurtje opduikt, trekt dat over het hele bedrijf. Als de MIVB dit tolereert, is het kwaad geschied. Als ze zich er duidelijk tegen afzet, niet alleen in (makkelijk) woord, maar ook in moedige daad, dan blijft haar imago overeind of wordt het hersteld.

Een chauffeur die tegen de richting rijdt

Het is niet alleen een kwestie van imago. Je kunt ook niet voort met medewerkers die je gedachtengoed, je missie en waarden, met de voeten treden. De waarden van Redouane Ahrouch zijn flink in tegenstrijd met de waarden van zijn werkgever en dat is op zich genoeg reden om de samenwerking ernstig in twijfel te trekken en mogelijk te beëindigen. Met medewerkers die uitgesproken en met volle overtuiging tegen de richting rijden, is het weinig waarschijnlijk dat je ooit de juiste weg inslaat.

Ahrouch deed zijn uitspraken bovendien binnen de context van het werk, namelijk ‘de bus’. Hij had ook voor de scheiding van mannen en vrouwen in restaurants of sauna’s kunnen pleiten, maar dat deed hij niet. Hij drukte niet gewoon zijn mening uit, maar plaatste die bewust in de context van zijn eigen werk. Hij bracht daarin standpunten naar voor waar zijn werkgever geheel niet zou kunnen achter staan en dat had hij moeten weten of wist hij wel degelijk.

Een positief signaal naar reizigers en samenleving

Met het ontslag trekt de MIVB dus een lijn in het zand: ‘dit zijn wij niet, dit tolereren wij niet’. Ze redt haar imago naar buiten en beschermt de gelijkheid van man en vrouw onder haar medewerkers. Ze zet van haar missie de puntjes op de i en ik zeg: ‘voor zo’n bedrijf wil ik werken, met zo’n bedrijf wil ik reizen’. De organisatie geeft blijk van maatschappelijk verantwoord ondernemen, niet alleen in de letter, maar ook in de daad van dit ontslag.

Het is bizar dat een lid van Groen, een partij die al decennialang het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen politiek naar zich weet toe te trekken, deze waarde zo makkelijk ondergeschikt maakt aan de vrije mening van het individu.

De moedwillige werkgever?

Ik maak de rekening van Groen niet en ook niet van Imade Annouri. De verdediging opnemen van iemand waarmee je het fundamenteel oneens bent, is ook een mooie deugd en een politieke zeldzaamheid.

Ik heb wel bedenkingen bij een uitspraak van professor Vrielink: “Pas op voor de overwegingen van die werkgevers. Men onderneemt doorgaans niet zozeer actie vanuit een betrachting van morele zuiverheid, maar veeleer om imagoschade te vermijden.” Ik vind dat de professor hier een intentieproces van de MIVB maakt. Is het belangrijk te weten wat er in het hoofd van de MIVB-directie omgaat als ze moreel het juiste doet en een daad stelt die overeenstemt met haar principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen? Als je er dan van verdacht wordt dat het allemaal vals en fake is, tja, dan kan je natuurlijk nooit goed doen.

Bij je mening ook je lot dragen

Onze rechten kennen wij als het onzevader uit het hoofd, maar als het over verantwoordelijkheid en loyaliteit gaat, geven we minder graag thuis. Redouane Ahrouch mag zijn scherpe mening verkondigen en de wetgever verdedigt die, want Ahrouch wordt niet gerechtelijk vervolgd voor zijn uitspraak. Maar een mening verkondigen, is nooit een heldendaad op zich.

Een echte held maakt de afweging van de reikwijdte van zijn opinie en de mogelijke schade die die opinie aanricht aan de samenleving en de onmiddellijke omgeving waarin hij zich bevindt. Hij denkt dus ook aan de anderen en als hij beslist zijn mening door te zetten, aanvaardt hij de consequenties van die daad. Daaraan herken je de echte helden. Redouane Ahrouch bleek hier niet zo iemand te zijn.

Aan de plotse verdedigers van zwartepiet

Beste hyperverdediger van zwartepiet,

Eerst en vooral wil ik zeggen dat ik je niet als een racist zie omdat je zwartepiet verdedigt. Ik gebruik bewust het woord racisme niet, want wat is dat eigenlijk? Ik associeer racisme met bewust neerkijken op een ander – al dan niet geuit. Zwartepiet is ooit ergens opgedoken, wij zijn ermee opgegroeid en we zagen hem als een lollige grapjas of soms een kwaaierik waarvoor je moest oppassen en zeker een heel jaar braaf moest blijven. Het is bijna niemand aangeleerd dat dat een zwarte, onderdanige knecht is.

Het probleem is dat zwartepiet wel degelijk een onderdanige knecht is. De focus ligt er niet op, het is onze bedoeling niet, maar het beeld komt wel jaar in jaar uit op ons netvlies terecht. Als Bacardi voor haar drank reclame maakt met een wulpse vrouw in schaarse kledij, ben ik ervan overtuigd dat het niet de bewuste bedoeling is van Bacardi om vrouwen als lustobject voor te stellen, maar als die affiche voor mijn deur hangt, denk ik wel permanent aan seks terwijl ik aan drank zou moeten denken. En daar gaat het om, de voortdurende infiltratie van beelden op je geest. Precies omdat het hier om een feest voor kinderen gaat, lijkt het mij gezond en nodig om die link tussen zwart zijn en volgzaamheid voorgoed door te knippen, want kinderen zijn een leeg vat en wat wij er in gieten, is hoe ze er gaan uitzien.

Dus pleit ik minstens voor roetvegen, al vind ik het duidelijker om ook de kleding en de oorbellen weg te nemen. We kunnen toch wel creatief genoeg zijn om met een alternatief te komen? Iemand stelde de smurfen als hulpjes voor, dat zou nog eens geestig zijn.

Ten tweede zijn we in een samenleving waarin we doorgetrokken voor gelijkheid kiezen vrij slecht bezig als we ons gevoel rond zwartepiet gaan opleggen aan anderen. Wij voelen er vrolijkheid en een feestje bij, dus dan moeten Afrikanen het ook maar plezant vinden? Wat voor een samenlevingsmodel is me dat? Als jij je buurman een bijnaam geeft die hij niet kan waarderen, ga jij dan koste wat het kost die bijnaam blijven gebruiken omdat je hem zelf sympathiek bedoeld hebt? Neen, dat doe je niet. Je past je aan zijn wensen aan. Het zou dus fatsoenlijk zijn om rekening te houden met de gevoeligheid van anderen, zeker als die niet compleet uit de lucht is gegrepen (oorbellen, dikke lippen, onze geschiedenis in Congo,…). Als de piet echt door de schoorsteen kwam, dan zou hij trouwens eerder roetvegen hebben dan glimmend tot achter zijn oren zwart zien, niet?

Als je zegt dat alles bij het oude moet blijven omdat “wij” (de blanken bedoel je allicht – daar begint het al) dat gewoon zijn, dan sta je geen millimeter open voor de gevoeligheid van zwarten en minderheden in dit debat. Dat is niet zo bedoeld omdat jij ‘ons erfgoed’ verdedigt ‘dat wordt aangevallen’, maar dat maakt weinig uit. Door niets te willen veranderen aan hoe alles is, heb jij gezegd dat de ander zich moet aanpassen.

Je vindt dat dat ergens mag omdat jij als toerist je schoenen uittrok in een Turkse moskee, maar je vergeet te bedenken dat zwarten hier uit respect ook niet beginnen te zingen in jouw parochiekerk én, vooral, dat zij hier geen toerist zijn maar evengoed hun leven hier mogen uitbouwen als jij, met elke godsdienstvrijheid en vrijemeningsuiting die daarbij hoort. Je stelt het voor alsof zij zich op geen enkel terrein aanpassen (“ze moeten dit nu ook maar eens voor ons doen”), maar in de vele kleine gewoontes die wij in België hebben, moeten zij zich permanent aanpassen. Alles is hier ongeveer anders. Vraag jij aan deze mensen dat zij naast al die kleine aanpassingen (die je au fond al niet erkent) ook nog eens aanvaarden dat zij worden beledigd en vernederd door verwijzingen naar de verschrikkelijkste periode uit hun geschiedenis?

Je stelt Piet en Sinterklaas voor als een feest voor elk kind. Maar op een feestje voor alle kinderen, denk je ook echt aan àlle kinderen. En in een feestje dat iedereen mee organiseert, mag iedereen een inbreng hebben. Wat jij voorstelt, is een feestje waarvan alleen jij de regels oplegt en dat ik plezant moet vinden of moet opkrassen. Gezellig! Er zullen niet veel mensen met een migratieachtergrond naar je feestje komen.

Je zegt ook dat een pleidooi voor roetpieten mensen racistisch maakt. Daarmee zeg je dat het normaal is dat we mensen gaan haten wanneer ze, enkel in woord en debat, opkomen voor hun mening en gevoelens. Dat is net hetzelfde als tegen je dochter zeggen dat ze op de dag van haar verkrachting een te kort rokje droeg, zegt schrijfster Maartje Luif terecht. Een paar uur geleden had de leuze ‘Relschoppen op een kinderfeest is erger dan racisme’ 5000 likes. Mensen die tegen de gevestigde waarden ingaan, zijn dus relschoppers?

We vinden zwartepiet doodnormaal en juist daarom moeten we hem afschaffen

zwartepiet“Een kind ziet helemaal niets verkeerd aan zwartepiet, dus waarom zouden we hem dan afschaffen?” Het is heel erg gek en verontrustend dat dit een argument is van de verdedigers van zwartepiet. Het is namelijk de reden bij uitstek waarom we die hele zwartepiet uit de stoomboot moeten smijten. Dat een kind beelden krijgt van een zwarte slaaf die door schoorstenen kruipt in dienst van een grote blanke man zonder daar iets kwaads in te zien – logisch, het gaat om een kind -, is precies de reden waarom we echt komaf moeten maken met deze traditie. Een kind is volop bezig zijn beelden op de wereld te vormen. Kiezen wij er dan echt doelbewust voor om in dat beeldenpakket er eentje op te nemen van een zwarte – ach vooruit dan, een ‘neger’ – die het hulpje is van de brave, lieve, blanke heilige vader?  Is dat echt iets waarvan wij Belgen willen zeggen: ‘ja, daar kies ik voor’? Waar wij trots op zijn omdat het tot onze collectieve geschiedenis behoort? Zeggen wij echt: ‘ja, wij zijn Congo gaan leegroven’, en ‘ja, wij hebben er onder majesteitelijk gezag handen afgehakt van arme negertjes’, maar ‘neen, al wie zwart is, moet daar niet over beginnen zagen’, want ‘waar is da feesje, hier da feesje?’ en ‘ik heb recht op wat ik gewoon ben’? Gaan we echt in het contract met nieuwkomers laten opnemen dat ze moeten begrijpen dat wij jaarlijks een kinderfeestje houden met verwijzingen naar hun rol als slaaf? Omdat wij zelf in 1982 chocoladen ventjes kregen? En snoep uit een zak van een zwarte man met oorbellen? Is dat wat we in fierheid uitdragen? Het kolonialisme vormt de ‘zwartste’ bladzijde – of mag ik ‘meest duistere’ zeggen – uit onze Belgische geschiedenis, maar wij staan dus op en rechten de rug als iemand dat van ons wil afpakken. En wij zijn fier dat we op deze waarden en normen geen duimbreed hebben toegegeven. Bravo.

Ik ben zelf een blanke man van bijna veertig en pas de jongste jaren ben ik, dankzij het debat, eindelijk gaan stilstaan bij die zwartepietfiguur. Ik had er nooit iets mis in gezien en juist dat is verontrustend. Juist dat is het hele probleem. Al van voor de bokshandschoenen van het Vlaams Blok ontplof ik van woede bij racistische uitspraken, bij discriminatie, bij alles wat mensen uitsluit en op basis van vooroordelen in een hokje plaatst. Maar dat we met veel ‘tamtam’ (sta even stil bij de negatieve connotatie die we verbinden aan een Afrikaans muziekinstrument – u ooit opgevallen?) elk jaar een traditie omarmen die dat hokjesdenken bij kinderen installeert, dat lag al sinds de jaren tachtig buiten mijn blikveld. Meer dan dertig jaar heb ik dat normaal gevonden en juist dat is het probleem. Dat we gewoon niet beseffen welke beelden we binnenkrijgen. Beelden die onze kijk op anderen mee bepalen.

En dan dat andere argument: “Je mag het feest van kinderen niet afnemen.” Chantage via het kind. Nu niet langer binnen het huwelijk, maar in het publieke forum, met camera’s erop. En met niemand die daartegen inbrengt: ‘durf nog eens één keer de liefde voor mijn kind misbruiken voor uw eigen behoeftekes en ik zal u…’. Neen, het passeert allemaal geruisloos. Ik zal u zeggen wat een kind wil. Dat is alvast niet uw eigen nostalgie naar zwartepieten die u in de zak staken in de feestzaal van het parochiecentrum. Kinderen willen spelen en leut maken en hebben lak aan de nostalgische buien van hun ouwe pa. Ze willen FIFA spelen en hebben geen ene boodschap aan een ploegske Rode Duivels dat dertig jaar geleden in Mexico twee matchkes meer kon winnen dan verwacht. Uw tradities, uw radio Nostalgie, laten onze kinderen koud. En als je dan toch per se op je strepen staat, trek ze dan ook door. Pak hun Mindcraft af, gooi de Twister open. Beter is het evenwel je niet aan te stellen. Van al je principes krijg je een stijve nek. Stel je open, treed uit de verkramping, laat nu eindelijk los en een nieuwe wind binnenwaaien. Je dagen zijn geteld, je doden zijn begraven.

Behandeld als grote mensen

vrijheid

Het is ik-weet-niet-hoe-lang geleden. Maar vandaag, 7 april 2016, had ik nog eens het gevoel in dit land als grote mens te worden behandeld, als volwassen vent die zijn eigen keuzes kan maken. Minister van Werk Kris Peeters (CD&V) komt met een uitgewerkt voorstel om de 38-urenweek af te schaffen en om overuren cash uit te laten betalen. Stel je voor dat we voortaan nu eens echt tot 45 uur per week kunnen werken (waarom zelfs niet meer?) zonder dat een vakbond ons handje komt vasthouden – of moeten we zeggen: ‘komt strelen’? – en in onze plaats weet te orakelen dat dat niet goed is voor ons welzijn en we een burn-out gaan krijgen. Beeld je in dat ons geen Daens-complex meer wordt aangepraat omdat we toevallig goesting hebben om voor onze boeiende job een tandje bij te steken, om een collega en chef gelukkig te maken en klanten tevreden te stellen. Dat eens simpelweg aanvaard wordt dat wij kicken op eens goed doorvlammen en uren kloppen en dat wij ons met plezier laten ringeloren door die sluwe snoodaards van het patronaat. Met onze knieën op een meetlat slagersvloeren schrobben, onder de dreiging van nare lederen zweepjes. En de chauffage die te laag staat. Kom maar af, spank me! And show me the money.

Met dat geld neem ik op kalme weken een citytrip en drink in the late night bar een cocktail op de gezondheid van alle stervelingen die zogezegd hun rechten niet hebben kunnen verdedigen en aan wie ik mijn midweekvakantie te danken heb. Hoe mooi zou dat zijn? Eindelijk gerechtigheid voor de zelfdenkende, mondige burger, eindelijk tot wasdom verwelkomd. Avondlijk thuiswerk dan toch eens gewoon wettelijk verzekerd voor het geval ik met mijn oog op mijn balpen in slaap val.  Eindelijk bevrijd van schavuiten die hun fans tellen en zonder te checken poneren de rechten te verdedigen van ook al wie niét als angsthaas lidgeld betaalt voor een club die ons tegen wie-weet-ooit-eens-welk ontslag of verlies van verlof op Pinkstermaandag wil beschermen. Wat zou dat goed voelen!

Mijn verbeelding was nog maar net geprikkeld door de heer Peeters, of ik werd zot van glorie door een voorstel van Jong Groen. Die frisse knapen willen mij de kans bieden om een paar goede vrienden gelijk te stellen met erfgenamen in de tweede graad (mijn broer of zus dus). Ronduit fantastisch is dat. Naar hun plan kunnen een vriend en ik dan erfgenaam van elkaar worden en verlof krijgen voor elkaars huwelijksfeest of begrafenis. Doe maar eens heel zot en tel de voorstellen van Kris Peeters en Jong Groen op. Dat zou betekenen dat wij zeggenschap krijgen over werk en vrienden, over wat we de hele dag uitvreten dus en over wie we graag zien. Dat kan toch bijna niet de bedoeling zijn van politiek? Ik die dacht dat ons uitspreken over een brug over ’t Scheld of over een vrijhandelsakkoord met Oekraïne het maximaal haalbare was. Neen, hoor.

Het voorstel van de jonggroenen komt er allicht nooit in de bonusvorm waarin ze het zelf voorstellen en dat zou ook niet goed zijn. Nog wat meer verlof kunnen onze bedrijven niet aan, me dunkt, ‘de concurrentiekloof met de ons omringende landen’, je weet wel. Maar gooi dit prachtige kind niet met het badwater weg en laat mensen kiezen: familie of vrienden. Een oude broer die je talent en speelgoedautootjes achttien jaar wist te kraken, op diens begrafenis hoef je niet te zijn. Het geld van je vader die je even lang misbruikte, hoef je niet te hebben. Geef mensen munitie om zich daarvan te verlossen, zorg dat ze hun verlofdagen en erfenissen zelf moeten kiezen – ruil een familielid voor een vriend – en doe hen loswrikken van de ketens die hen al een volwassen leven lang omknellen. Beloon de vrienden die hun waarden delen, die je met wodka en woorden door je donkerste uren hebben gesleurd, daar in dat putje van de nacht. Het voorstel van Jong Groen kan helend zijn voor hele generaties.

Het sprankelende idee van deze vrije denkers leidde mijn gedachten ook af naar de begrafenis, jaren geleden, van een vriend. Pas een week nadat het uit was met zijn liefje, kwam hij tragisch om het leven. Dat meisje had jarenlang de diepste intimiteit met hem gedeeld, maar liep nu alleen in de begrafenisstoet, ver achter de broers en zussen die elkaar stutten en zonder een arm om haar heen. Want het was toch ‘uit’, dus viel de jongedame ook uit de familie, die altijd voorop loopt. Je reinste eenzaamheid, opgedrongen door kaders en rituelen.

Ironisch genoeg zullen Kris Peeters en Jong Groen nooit elkaars ontketenende plannen verdedigen. Ik zie de groenen niet meteen een voorstel steunen dat werkgevers ademruimte geeft en vakbonden enigszins kan verontrusten. Daarvoor schurken ze te dicht tegen de socialisten aan en zien ze te weinig in dat ze eigenlijk een modern, hoogopgeleid en kritisch kiespubliek dienen dat beslist voor zichzelf weet te zorgen, vooral voor de staat naar Brussel treint en alles wat staking heet fors beu is. Evenmin zie ik de christendemocraten plots gewillig de hoeksteen van de samenleving onderuit halen en een dikke maat of een ex-lief waarmee je nog knuffelt, met je moeder gelijkstellen.

Toch dienen beide partijen met deze voorstellen dezelfde burgers. Zij die willen gaan waar ze willen en staan waarvoor ze staan. Zij die bewuste keuzes maken, wars van tradities. Zij die naar eigen wens hun loopbaan willen vormgeven. Zij die geen paperassen willen invullen voor elk klein recht. Zij die van job zouden veranderen als hun fiets gratis op de trein kon. Zij die wel geld zien zitten in plaats van een bedrijfswagen. Geef ons politici die alles in het werk stellen om ons vrijheid in plaats van veiligheid te garanderen. Die alles geven om ons voor altijd gerust te laten.

Sorry terug!

rolluikSorry dat wij zuur zien op den tram. Sorry voor de rolluiken om vijf uur. Sorry voor onze villa’s met een hek. Sorry dat wij altijd binnen zitten. Sorry dat wij te vroeg zijn. Sorry dat wij zo normaal doen. Sorry dat wij ‘excuseer dat ik u stoor’ zeggen. Sorry dat wij zeggen dat gij niet kunt lachen. Sorry dat wij denken dat gij kwaad zijt. Sorry dat wij ons bomma in een rusthuis steken. Sorry voor ons geld. Sorry dat wij wel werk hebben. Sorry voor de files naar Brussel. Sorry dat wij geen schapenvlees delen. Sorry voor de pascontrole. Sorry dat ge dat moet begrijpen. Sorry voor CSI New York. Sorry voor Jan Verheyen. Sorry voor Komen Eten. Sorry voor Clouseau. Sorry dat wij niet vasten. Sorry voor het lentefeest. Sorry voor de lichte zeden in Temptation Island. Sorry dat wij niet kunnen sjotten. Sorry dat wij toch winnen. Sorry dat wij beter samen spelen. Sorry dat wij zo denken. Sorry voor onze buitenwippers. Sorry voor de zondagsrust. Sorry voor de witte scholen. Sorry voor ons skiverlof. Sorry voor onze ecologische voetafdruk. Sorry voor Benidorm. Sorry voor ons alcoholprobleem. Sorry voor de doden op de baan. Sorry voor ons allochtonendebat. Sorry dat gij dan op tv komt. Sorry voor zwartepiet. Sorry voor verlof met Kerstmis. Sorry voor technische en beroeps. Sorry dat wij niet claxonneren als ‘t plezant is buiten. Sorry dat wij zo stil zijn. Sorry dat wij niet kunnen feesten. Sorry dat we niet te lang kunnen blijven. Sorry dat wij er niet gaan geraken. Sorry voor ons schoon vrouwen. Sorry dat wij door willen in de Handelsstraat. Sorry dat wij niet uitstappen voor vrienden. Sorry dat wij die samendoodlen. Sorry voor de Walen. Sorry voor B-H-V. Sorry dat wij het woord ‘sabbatjaar’ misbruiken. Sorry voor onze werk-privébalans. Sorry dat wij zagen. Sorry voor PMS. Sorry voor uw diploma. Sorry voor onze regeldrift. Sorry voor onze burgemeester. Sorry dat wij dichtgroeien. Sorry voor ons all-inverlof. Sorry dat wij niet weten dat we in Turkije zijn. Sorry dat wij biefstuk bestellen. Sorry voor sokken in sandalen. Sorry dat Marokkanen nu eenmaal toffer zijn in Marokko. Sorry voor racisme. Sorry dat het ook aan u ligt. Sorry dat den tram in Merksem stopt. Sorry voor het 11 juli-feest in Brasschaat. Sorry voor Syrië. Sorry dat wij een tyfoon erger vinden dan een burgeroorlog. Sorry dat wij niet zo’n schoon ogen hebben. Sorry dat wij ons friethaar niet bedekken. Sorry voor ons hoofddoekenverbod. Sorry dat uw naam te moeilijk is. Sorry dat ik u niet uit elkaar kan houden. Sorry dat wij reflexief Frans spreken. Sorry voor ons Antwerps en West-Vlaams. Sorry dat wij Les Chevaux de Dieu niet zagen. Sorry dat wij veldrijden serieus nemen. Sorry voor de ribbelstroken op het jaagpad. Sorry dat wij uit ons eigen bord eten. Sorry dat ge voor een glas water moet betalen. Sorry voor nummerkes bij den bakker. Sorry dat wij alleen ‘Aicha’ van Khaled kennen. Sorry dat wij proberen te buikdansen. Sorry dat wij houterig bewegen. Sorry voor Geert Hoste, die komiek. Sorry voor da weer.

Dit is een nederig weerwoord op de Sorry van Erhan Demirci van Nuff Said.

Ook Chris van den Abeele van Radio 1 schaamde zich en verontschuldigde zich.

Liesbeth Homans denkt in rassen

Liesbeth Homans

Antwerps schepen van Sociale Zaken en Diversiteit Liesbeth Homans (N-VA) zegt in een open brief mee te voelen met de slachtoffers van racisme in haar stad, maar in hoe ze denkt en schrijft, blijkt alleen maar dat ze zelf in rassen en categorieën van mensen denkt. En vooral: dat ze niet luistert.

Het racismedebat laaide begin dit jaar weer op. Op oudejaarsnacht werd een twintiger in Molenbeek zonder enige reden in de rug geschoten door enkele mannen ‘die een vreemde taal spraken’, zo had het slachtoffer gehoord. De identiteit of nationaliteit van de voortvluchtige daders is nog altijd niet gekend, maar het gesprek in Reyers Laat over het ‘Brusselse probleem’ ging meteen over allochtonen en Marokkanen. De tv-gasten mogen natuurlijk hun mening zeggen en ongezouten. Ik verwacht van de VRT wel een evenwichtige samenstelling van sprekers en tegengestelde opinies over zulk complex thema – ik zag geen straathoekwerker of vluchteling, wel een strafpleiter, een slachtoffer van geweld en een kunstenaar die van zichzelf zegt voor te staan op andere mensen. Niet echt specialisten. Van een journalist-debatmoderator verwacht ik dan weer een kritische vraag of een bijsturing als een gesprek één kant opgaat. (bekijk ook de zeer pientere montage van Orlando Verde, die de verwrongen beeldvorming blootlegt in deze aflevering van Reyers Laat)

Eén van de gasten was journalist Riadh Bahri, zelf van Marokkaanse origine. Hij schreef voor De Standaard ook een interessant opiniestuk waarin de overvallen en agressie en het verbaal geweld waarmee hij in Brussel te maken heeft gehad, bijna altijd van ‘kut-Marokkanen’ en allochtonen komen. Hij zegt zich er slecht bij te voelen intussen zelf bevooroordeeld te denken en deze termen te gebruiken. Ik zeg alleen maar dat het dapper is dat hij voor zijn mening opkomt. Het is niet aan Riadh Bahri om alle nuances in het debat te noemen. Hij zegt wat hij voelt, als Brusselaar en Marokkaanse Belg.

Even verademend was de reactie van Samira Azabar, op de website van Kif Kif. Zij is onder meer gekend van haar engagement voor Boeh! (Baas over eigen hoofd), het actieplatform tegen het Antwerpse hoofddoekenverbod. Azabar hernam bijna letterlijk het stuk van Bahri, maar verving de voorbeelden van crimineel gedrag door voorbeelden van racisme waarmee zij te maken had. Hoe ze van een terrasje weg moest omdat ze met haar hoofddoek de klanten wegjoeg, hoe ze werd aangevallen omdat ze moslima is, hoe ze gevraagd werd of ze terrorisme onderschrijft omdat ze de Koran leest. Het is niet aan Samira Azabar om alle nuances in het debat te noemen. Ze zegt wat ze voelt, als Antwerpenaar en Marokkaanse Belg.

En dan is er Liesbeth Homans. Ze schrijft een open brief aan Samira die haar een hart onder de riem zou moeten steken. Ik denk dat Samira zich allesbehalve gehoord voelt. Homans erkent op geen enkel moment dat racisme zomaar op zich kan bestaan of te maken kan hebben met angst voor het vreemde, met bescherming van het eigen goed, met foute associaties tussen hoofddoeken en onbehoorlijk bestuur aan het loket, ingegeven door het hoofddoekenverbod. Met beeldvorming over Arabische schurken in Amerikaanse tv-series of over Marokkaanse Brusselaars, door strafpleiters en slachtoffers van criminaliteit in Reyers Laat. Met noem maar op.

Neen, Homans bepleit als schepen van Diversiteit een enkelvoudige oplossing. Homans gaat “de potgrond van het racisme wegnemen”, het “bij de wortel aanpakken” en die wortel en die potgrond zijn voor haar maar één ding: de criminaliteit en het verbaal geweld van de allochtoon, of toch minstens zijn lamzakkerij, zijn weigering een job aan te pakken: “mensen hebben de plicht om kansen met twee handen te grijpen en zichzelf een beter leven te garanderen”. Uit een onderzoek dat ik voor MO Magazine deed, blijkt wel dat je op de woningmarkt met een Marokkaanse naam in één op twee gevallen de duimen moeten leggen tegen een kandidaat-huurder met Vlaamse naam. Liesbeth Homans gaat er aan voorbij.

Homans zegt Samira’s voorbeelden van racisme te betreuren, maar haar directe associatie tussen criminaliteit en allochtonen, zonder enige nuance, zonder verklarende tussenfactoren, zonder andere oorzaken van racisme te erkennen, is net de kortsluiting in het brein die racisme doet ontstaan: het ligt namelijk aan de Marokkaan. Hij moet de potgrond wegwerken, alleen hij moet de wortel uittrekken en niemand anders heeft blubber aan de handen. De stad is zo ‘lief’ hem daarbij te helpen. Dan wel niet door zijn armoede en achterstelling aan te pakken, maar gewoon door kansen te bieden. Voor N-VA’er Homans zijn dat lessen Nederlands, inburgeringstrajecten en jobopleidingen. Dat iemands armpjes te kort zijn om een kans te grijpen, is zijn probleem. Ook als die armpjes gebonden worden. Moet een Marokkaanse Belg, geboren op het Kiel, lessen Nederlands leren om proactief racisme tegen te gaan en zijn kansen te vrijwaren? Kan hij dat niet al? Is anoniem solliciteren geen kortere weg?

Het verband tussen criminaliteit en nationaliteit of origine kan je lezen in politiestatistieken, racisme ligt niet aan dat verband zelf. Een Marokkaan met een beetje opleiding zal dat verband ook meteen erkennen, dat Samira daarvoor een brief moet krijgen van de schepen is beledigend en kleinerend. Samira Azabar is geen schoolmeisje.

Het racisme ligt dus niet in dat verband, maar in de verklaring van dat verband, of liever: de weigering om er een verklaring voor te zoeken die verder gaat dan de origine zelf. En dat weigert dus Liesbeth Homans. Racisme ligt ten tweede in de veralgemening van een kenmerk tot elk ‘lid’ van een bevolkingsgroep. Ook daar gaat Homans zelf in de fout. Ze schrijft letterlijk dat racisme “een schild” is “waarachter mensen zich kunnen wentelen in een slachtofferrol” en dat ze het gebruiken “als een excuus om de eigen verantwoordelijkheid te ontlopen”. Hoe ontloopt Samira Azabar dan precies haar verantwoordelijkheid? Wentelt zij zich in een slachtofferrol? Mevrouw Homans heeft het allicht niet op haar bedoeld, want zij is ‘een goei’. Maar ze heeft haar noodkreet niet gehoord. Ze heeft niet geluisterd. Aan haar verkrachte dochter heeft ze gezegd dat, misschien, haar rokje te kort was.

Het categorisch denken van Homans vertaalt zich in een paar andere subtiliteiten in haar brief. Ze spreekt over een liefde voor haar stad ‘die ik heb geërfd en jij je eigen hebt gemaakt’. Ze zegt dat dat niet uitmaakt, maar waarom vermeldt ze dan het onderscheid? Toch even de ‘nieuwkomer’ op zijn plaats zetten, de pikorde herstellen? En erger: Samira is hier geboren, heeft die liefde dus evengoed geërfd. Niet willen kennen, niet willen weten. Geen ontmoeting met een mens.

De schepen spreekt ook over “leefloners die niet in staat zijn Nederlands te spreken en die een overgrote vertegenwoordiging vormen in sociale woningen, vaak ten koste van senioren die een leven lang hebben bijgedragen”. Ze suggereert dus dat de allochtonen een voorkeursbehandeling krijgen en bovendien niet zouden hebben bijgedragen. Gratuit, zonder bewijzen, maar het gaat er bij een groot publiek als zoete koek in. Allemaal profiteurs.

“Want belangrijker dan wat racisme is, is wat het niet is: een excuus om de eigen verantwoordelijkheid te ontlopen.” Veel erger dus dan dat velen worden uitgesloten, is dat enkelen van hen profiteren van de samenleving, aldus Homans. Jammer van de doodschop, maar o wee de schwalbe! De neoliberaal heeft een keuze gemaakt. De neoliberaal gelooft dat iedereen kansen kan grijpen, als hij maar zijn best doet. De neoliberaal is schepen van Diversiteit en Sociale Zaken en OCMW-voorzitter van de tweede grootste stad van Vlaanderen.

Lees hier de open brief van Liesbeth Homans.

“Ik heb me altijd verworpen gevoeld”

(Dit interview deed ik in juli 2013 met Nathan Verhelst. Ik gaf de tip aan Peter Verbruggen van Het Laatste Nieuws, die hem zelf interviewde daags voor zijn dood en er een stuk over schreef voor zijn krant. Hij publiceerde de dag erna ook de harde reactie van de moeder. Heb een goede reis, Nathan.)

nathan

Hij werd als meisje geboren en doorliep een jeugd van incest en psychologische vernederingen. Nancy koos ervoor om Nathan te worden, maar een genderoperatie mislukte eind vorig jaar en de laatste hoop brak. De 44-jarige Nathan Verhelst vroeg euthanasie aan en kreeg een goedkeuring. Zijn leven is gisteren beëindigd, we noteerden vooraf zijn verhaal. “Ik ben niet labiel, ik weet wat ik wil en dat is doodgaan. Elke seconde van de dag huil ik binnenin.”

Wanneer we op een broeierige julidag Nathan ontmoeten op zijn appartement in het centrum van Sint-Niklaas kan een eerste vooroordeel al meteen de kast in. Hier geen dozen van bestelde pizza’s op een hoopje, geen lege bierflesjes, zelfs geen vlokje stof. Wel een kraaknet appartement met weinig franjes, strakke lijnen en orde, een badkamer met de nodige verzorgingsproducten. Een flat die elk wild plan kan huisvesten, orde om te kunnen knallen, stilte voor een storm. Alleen een leuze van Bond zonder Naam wijst op kwetsbaarheid, maar hier lijkt niemand in de touwen te liggen.

Twee uur later begrijpen we die orde beter. Ze staat niet voor de rust en concentratie voor een hinkstapsprong. Ze staat voor controle, voor een strakke methode om heel bange dagen door te komen. Nog twee maanden lang. Dan mag het eindelijk stoppen. Een Harley Davidson-model in een glazen vitrine duidt niet meer op een passie, hooguit op een verleden bezigheid. “Ik had een moto, ja, maar ik heb hem weggeschonken”, zegt Nathan. “Ik kan me aan niets meer optrekken, mijn kracht is op. Ik kan niets moois meer meemaken, op geen enkel klein moment. Elke seconde van de dag schrei ik in het diepste van mijn hart.”

Het lelijke kind

Op 9 december 1968 werd Nancy Verhelst in Hamme geboren als een premature baby van 1 kg 750 licht en 31 cm groot. “Het contact met mijn moeder werd meteen verbroken omdat ik in de couveuse moest. Ze zei later aan de verpleegster: ‘zoiets lelijks heb ik in mijn hele leven nog nooit gezien’”, vertelt Nathan bitter. “Hoe ik dat weet? Ze stond op een dag dat verhaal te vertellen aan een scoutsleider toen ik in de keuken stond, ik was toen tien jaar. Die woorden ben ik nooit vergeten. Mijn moeder is bij m’n geboorte bijna zelf gestorven en ik heb het gevoel dat ze me dat altijd heeft kwalijk genomen. Ze had ook een jongen willen hebben in plaats van een meisje.”

“Mijn moeder stond altijd anders tegenover mijn broers dan tegenover mij, ik kreeg van alles de schuld, wat ik ook deed. Ik kon met bloemen thuiskomen, maar vijf minuten later hadden we woorden”, zegt Nathan. Het voelt hem aan als gisteren. “Elke woensdag moest ik poetsen in huis. Als er dan een matje scheef lag of ik te snel klaar was, hadden we ruzie. Lag er op mijn kamer te veel rommel, dan smeet ze dat door het raam op de binnenkoer. Dat deed ze niet bij mijn broers.”

“Ik ben ook gebruikt als wandelende vuilbak. Al wat nog op tafel stond na het eten, moest ik naar binnen werken. Ik werd zwaar obees en kreeg er de gepaste benamingen bij van ‘varken’, ‘bulldozer’, ‘olifant’, ‘tientonner’. ‘Varken, komen eten!’. ‘Olifant, kom naar beneden!’. Mijn vader heeft ooit gezegd dat we de poort zouden moeten gaan uitbreken als ik nog dikker werd. Toen heb ik wel gereageerd: ‘Zolang ik hier woon, noem je mij bij naam! Als ik een varken ben, moet je me maar in een kot in de tuin zetten!’”

Doktertje spelen

“Kort voor mijn twaalfde heb ik dan voor het eerst incest gehad met mijn één jaar en drie jaar oudere broers. Dat begon zogezegd met ‘doktertje spelen’, maar ging al snel veel verder en ik wist niet wat me overkwam. Ik was te jong om te beseffen wat kon en niet kon”, grijpt Nathan terug. “De eerste keer was op een avond. Mijn broer kwam naar me toe en zei: ‘je moet mee naar onze oudste komen’. Omdat ik thuis van alles de schuld kreeg, durfde ik ook niets zeggen tegen mijn ouders en deed ik heel precies wat mijn broers me opdroegen. Anders zouden ze misschien allerlei slechts over mij zeggen tegen moeder en vader. Dus ik liet begaan. Ze kwamen klaar op mijn lichaam, ze penetreerden me, ik moest hen afzuigen en overal betasten, ik moest mezelf betasten en masturberen. Je ondergaat dat, het lijkt alsof je naast je lichaam staat, alsof je totaal iemand anders bent. Om de pijn niet te voelen, depersonaliseer je je. Ik heb mij een gebruiksvoorwerp gevoeld. Het misbruik is blijven duren tot ik op mijn achttien jaar het huis heb verlaten. De analyse komt pas vele jaren later, als je erover gaat nadenken en lezen.”

“Het gebeurde allemaal heel stiekem. Mijn broers deden met hun vinger teken dat ik mee naar boven moest. Mijn jongste broer hield de wacht. Hij kreeg er van mijn broers dan zakgeld voor”, vervolgt Nathan. “Ik voelde me walgelijk. Je hele leven lijkt van je te zijn afgenomen. Als je jong bent, denk je op een gegeven moment aan een man en kinderen, maar dat was voor mij allemaal niet meer mogelijk. Ik ben nooit met eigen zin een relatie aangegaan of heb nooit met een man intimiteit beleefd. Heeft de incest ertoe geleid dat ik voor de vrouwen viel of transgender werd? Dat weet ik niet. Ik voelde me nooit vrouw genoeg om vrouw te zijn. Al zat de genderdysforie er misschien al vroeger in. Ik droeg nooit graag meisjeskleren, ik stond me te ‘scheren’ met zeep en een aardappelmesje, ik deed mijn pa na.”

Nathan piekert even. “Nu begrijp ik sommige dingen wel, maar het is allemaal te laat. Mijn leven is geruïneerd. Het gevoel van verwerping heeft me mijn hele leven overheerst.”

Niet gehoord

De broers waanden zich mogelijk onaantastbaar en veilig. Jonge Nancy had nooit het gevoel hierover bij haar ouders terecht te kunnen en haar vrees werd bewaarheid op haar achttiende. “In een felle ruzie met mijn moeder riep ik toen uit ‘Dat van mijn broers wist ge ook niet, zeker?!’. Waarop mijn moeder zegt: ‘Ik had al zo’n vermoeden’. Op dat moment stort je wereld in. Waarom had ze nooit ingegrepen?”, vraagt Nathan zich nu af. Hij (zij) schreef zijn (haar) moeder een brief van zes bladzijden met in detail wat er met de broers was gebeurd en de expliciete vraag aan de moeder om haar houding naar haar dochter te veranderen. Het enige antwoord: “Je kan met die brief doen wat je wilt.”

Nancy verhuisde met verdiend zakgeld uit horecawerk op haar achttiende naar een klein huisje in Sint-Niklaas, zonder boiler, stromend water of een wc met doorspoeling. Haar vader begreep niets van de plotse verhuizing en sprak drie maanden niet meer met zijn dochter. “Ik heb hem jaren later ook een brief geschreven waarin ik alles verteld heb, maar zijn reactie was enkel: ‘je vertelt me dat wel te laat, nu ik er niets meer aan kan doen’. Verder heeft hij nooit enige actie ondernomen of mijn moeder of broers terecht gewezen”, vertelt Nathan. Voor zijn vader kan hij toch nog mildheid voelen. “Hij at elke dag eieren met spek en dan wou hij dat delen met mij, dat weet ik nog. Mijn moeder was kwaad dat ik wel naar hem wilde luisteren en niet naar haar. Maar misschien was mijn vader wél blij dat hij een dochter had?”

Nathans vader stierf in 2011, toevallig een halfuur nadat Nathan zich op het gemeentehuis officieel als man had ingeschreven. “Op zijn sterfbed heb ik hem nog gezegd dat ik hem graag zie, maar dat echt voelen, kon ik niet meer. Ik was toen al jaren dood.”

Hobbelig parcours

Nancy vluchtte tijdens haar puberjaren in de drank. Begonnen bij bier, geëindigd bij whisky. “Vandaag heb ik dat onder controle, maar als ik een fles open, dan moet ze leeg. Of ik maak een cocktail van medicijnen”, vertelt Nathan. Alles om niet te moeten voelen. “Ik ben ook een emotionele eter. Ofwel eet ik de hele dag door, ofwel eet ik helemaal niets.”

Nancy dacht in die bange tijd bij een vriend des huizes terecht te kunnen. Hij nam het geregeld voor haar op in discussies. “Maar dan bleek dat ik hem daarvoor moest bevredigen. Jaren later kwam ik te weten dat die man mijn moeder ook heeft misbruikt”, zo legt Nathan de puzzel samen.

Thuis weggaan was dus de enige optie, maar het werd geen succes. Nancy kwam op een hobbelig parcours van teleurstellingen terecht. In haar kleine woning stal een huisgenoot haar spullen, een relatie met een man liep spaak en later woonde ze bij een vrouw in die misbruik maakte van haar aanwezigheid. Of zo voelt het vandaag toch voor Nathan aan. “Ik had een relatie met die vrouw, maar zij zag mij als een middel om haar man definitief buiten te krijgen en te houden. Dat heeft ze later zelf toegegeven. Ze had twee dochters in huis en ik sloofde me uit om daar mee voor te zorgen.”

Hoe belandde Nathan of Nancy telkens in die situaties? Is er sprake van een patroon? “Ik heb te veel dingen toegelaten en daarvoor ben ik zelf verantwoordelijk. Misschien gebeurde het omdat ik vroeger nooit gehoord werd. Ik heb niet geleerd om ‘neen’ te zeggen, dat mocht ik niet en het had geen zin. Ik kan dat nu nog altijd moeilijk.”

Psychiatrie

Nancy had een baan in de tewerkstelling van werkzoekenden. In 2001 moest ze zich echter voor de eerste keer laten opnemen in de psychiatrie. “Mijn tweede oudste broer kwam langs. ‘Kom je zien of ik al dood ben? Dan zult ge nog even moeten wachten!’, heb ik hem gezegd. Mijn oudste broer vroeg of het ook ‘deels zijn schuld was’, door ‘de dingen die er tussen ons zijn gebeurd’. Hij had op dat moment wel spijt, hij zei sorry”, stelt Nathan als in een mededeling. Het komt niet echt meer binnen. “Ik heb altijd naar mijn broer opgekeken, omdat ik me niet goed voelde in het vrouwelijk lichaam. Ik ben nooit het meisje geweest dat ik had moeten zijn. Ofwel was ik niet gewenst ofwel werd ik misbruikt. Toch wilde ik mijn broer blijven helpen, als hij later relatieproblemen had, kwam hij daar met mij over praten. Ik wil voor velen de helpende hand zijn omdat ik weet wat gemis is en hoe ongelukkig zijn aanvoelt.”

In die overgave zit tegelijk het verdriet van Nathan. Hij heeft de neiging heel veel te geven – vanuit onvervulde behoeften? – en zal nooit zoveel terugkrijgen. “Ik ben iemand die zijn beloftes nakomt. Ik hou niet van mensen die zeggen te zullen bellen en niet bellen. Voor anderen zijn dat misschien futiliteiten, voor mij weegt het loodzwaar. Voor mij zijn negentig procent van de mensen hypocrieten.”

Een man worden

Nancy volgde al jarenlang sessies bij psychiater en een psychologe, toen ze in 2009 in de wachtzaal op een affiche over genderdysforie stootte: ‘Voel je je vrouw in een mannenlichaam of voel je je man in een vrouwenlichaam?’. “Toen ik dat met mijn psycholoog besprak, zei hij: ‘je bent hier eigenlijk nooit als een vrouw gekleed binnengekomen’. En dat klopt wel. Wat voor mij pas echt als transitie aanvoelde, als ‘niet kloppen’, was wanneer ik vrouwenkleren moest aandoen”, zegt Nathan nu.

Na vele gesprekken kwam het tot een afspraak bij de gespecialiseerde afdeling genderdysforie van een om privacy-redenen niet nader genoemd ziekenhuis. “Toen ik uit dat gesprek kwam, voelde ik me dertig kg lichter. Als dat het niet was, dan wist ik het ook niet meer. Ik heb er dan op mijn veertigste voor gekozen om toch nog eens voor mezelf te gaan. Uit gesprekken met een psycholoog van de afdeling bleek wel dat ik nog heel veel kwaadheid in mij had en die moest er uit om mij op de operatie voor te bereiden. Vandaag blijkt wel dat ik het verleden niet kan loslaten en dat houdt mij in de greep. Als kind zei ik al dat ik niet ouder zou worden dan veertig. Ik was mijn leven al beu op zestien jaar.”

In elk geval oordeelde de psycholoog dat Nancy genderdysforie had en na een hormonenbehandeling mocht worden geopereerd. Een eerste gesprek met de chirurg werd evenwel een verschrikking. “Hij snauwde me toe dat ik mijn sigaret als de bliksem moest uitdoen! De consultatie heeft maar tien minuten geduurd, maar de arrogantie droop van die man af”, zegt Nathan. “Ik heb dan beslist om me door iemand anders te laten opereren. Achteraf gezien was dat misschien niet de beste optie, maar die persoon was wel menselijker.”

De hele operatie is mislukt. In een eerste fase moesten de vrouwelijke borsten worden omgezet tot een mannenborstkas, maar dat verliep zonder succes. De borstkas was niet goed gezet, oordeelt Nathan, de tepelhoven waren misvormd en er was nog steeds te veel borstvorming. In een tweede fase was er de cruciale operatie van de penisconstructie of falloplastiek, op 26 november 2012. “De operatie op zichzelf was geslaagd, maar 36 uur later bleek dat ik een trombose had. De afvoer vanuit de penis was verstopt en ik kreeg afstervingsverschijnselen. De fallus was enorm groot geworden, blauw en zwart. Ze hebben toen heel veel moeten wegsnijden”, vertelt Nathan. “Door huid weg te nemen van mijn lies tot mijn scrotum en die als ent te gebruiken, hebben ze daar nog aan willen verhelpen, maar het resultaat is heel lelijk en misvormd en ik moet een maandverband dragen om niet permanent een geurtje te hebben.”

“De hoofdchirurg zei me dat ‘het leven meer was dan een penis alleen’. Dat durfde hij te zeggen. Ik heb geantwoord: ‘Het leven is dat wanneer de zon schijnt of een kind lacht, je dat voelt in je hart. Ik ben dood en dat zal jij nooit snappen.”

De enige uitweg

Voor Nathan was de geslachtsverandering niet alleen verbonden met zijn gehele persoon, ze was ook zijn laatste hoop. “Ik heb toen beslist om mijn euthanasieplannen in werking te zetten. Maar eigenlijk was ik al zes jaar dood. In een gesprek met mijn psycholoog, toen ik in 2007 in opname zat, zei ik eens dat ik me in een put voelde zitten met reikende handen bovenaan die put, maar dat met elke trede die ik op een ladder zette, die ladder dieper wegzakte en ik me gewoon had neergezet. Toen ben ik doodgegaan, dat begrijp ik nu steeds meer. In een periode van 18 maanden had ik toen ook zes mensen verloren, waarvan drie door zelfmoord en één door euthanasie. Voor mijn operatie zei ik ook half grappend tegen een vriendin: ‘we maken eerst de doopsuiker en dan de doodsbrief’. Lugubere humor, maar het gaf eigenlijk aan wat ik toen al wel wilde.”

Nathan stapte naar het LevensEinde Informatie Forum (Leif) in Wemmel en had er lange gesprekken. Hij kreeg uiteindelijk de drie vereiste goedkeuringen: van een psychiater, van een arts en van een uitvoerende arts die de euthanasie wilde plegen. “Voor mij eindigt het hier”, zegt Nathan stellig. “De mensen denken in het begin dat je aandacht zoekt, ze begrijpen het niet dat je dit kan doen als je ‘gezond’ bent.”

De beslissing tot euthanasie nam Nathan en Nathan alleen. “Ik heb nog tien mensen in mijn leven, waarvan ik er bij vijf het gevoel heb mijn liefde niet te moeten kopen. Zij hebben het er heel moeilijk mee, maar ze kunnen daar met mij over praten en begrijpen nu dat er voor mij geen andere weg meer is. Op 30 september stap ik uit het leven, op een waardige manier. Niet door zelfmoord, niet in een  opwelling. Ik vind het belangrijk om zelf afscheid te nemen en ook mijn vrienden die kans te geven. Zij zullen er die dag bij zijn.”

Zijn familie heeft Nathan niet ingelicht, zij vernamen het nieuws pas de afgelopen dagen, na zijn dood. “Ik zou niet weten waarom ik afscheid moet nemen van mijn broers en mijn moeder. Ze zijn er nooit voor me geweest. Postuum zullen ze nog een brief van mij krijgen.”

Gesprek

Aan het einde van zijn leven, liet Nathan zich nog door een psychologe begeleiden. “Ze geeft mij de tijd en ruimte om bij mijn gevoel stil te staan, want meestal leef ik een beetje als een robot. Ik heb met de jaren geleerd dat je stoer moet zijn en geen zwakheid mag tonen. Bij haar mag ik dat wel.”

Zelf houden we onze stoerheid even gebald. We nemen afscheid van Nathan in een benepen hall, we dralen, het is moeilijk vertrekken. In de lift zakt de zwaarte tot in mijn schoenen. Muisstil. Om de hoek een krantenwinkel met dagjesnieuws. Zesde staatshervorming. Een nieuw parlementair jaar. De Rode Duivels bijna in Rio.

Het gaat hooguit om verkrachting

schoolMoslims kunnen er niet tegen dat een kleuterjuf in de onderbroek van hun kind zit, omdat ze ‘andere normen en waarden hebben’. Hun woede komt niet voort uit de zorg om hun dierbaren, maar is ‘gericht tegen het systeem’. Dat zou je gaan denken als je deze week de Vlaamse media volgde. Als straks het groot verlof begint, onthouden we uit de gebeurtenissen rond basisschool De Blokkendoos dat op het Antwerpse Kiel veel hysterische fanatiekelingen wonen die zich buiten de samenleving voelen gezet, niet dat er mogelijk kleuters werden verkracht. Dit geheel verwrongen beeld is de regelrechte schuld van de pers en wekt zoveel woede op dat bezorgde moslimouders straks hysterische fanatiekelingen worden die zich buiten de samenleving voelen gezet. Wat moest bewezen worden. De media hebben altijd gelijk, als je maar lang genoeg wacht.

Waarover gaat het? Een 23-jarige kleuterjuf van concentratieschool De Blokkendoos wordt verdacht van seksuele daden tegen kinderen uit haar klasje. Een moeder diende begin deze week een klacht in bij het politiekantoor nadat haar zoontje plots ongepaste seksuele handelingen bij haar verrichtte. Na doorvragen vertelde de kleine over de schooljuf. Dat nieuws verspreidde zich snel en ook vijf andere kinderen gingen aan het praten over seksueel grensoverschrijdend gedrag van de juf. Het CLB en het Stedelijk Onderwijs Antwerpen spreken van ‘verontrustende signalen’. Intussen loopt een onderzoek tegen de vrouw, maar zij werd niet door de school geschorst. Dat leidde tot woede, verbale agressie en naar verluidt een doodsbedreiging aan het adres van de directie. Schepen van Onderwijs Claude Marinower (Open Vld) heeft daarop beslist de school voor de rest van het schooljaar te sluiten. Volgens een poll op de website van Gazet van Antwerpen is 59 procent tegen die beslissing gekant.

De berichtgeving over deze hele affaire is suggestief en schadelijk. In een reportage van Terzake zien we angstige en ook woedende ouders. De journaliste heeft voor die woede een nattevingerverklaring: ‘op het Kiel wonen veel allochtonen, vaak met andere waarden en normen, ook wat seksualiteit betreft’. Dus die moslimouders doen flauw en moeten dimmen? Hoeveel gefriemel is toegelaten naar Vlaamse normen en waarden? Ook Wim Van Rompu van het CLB Antwerpen mag in de reportage zeggen dat er ‘culturele verschillen zijn tussen de westerse beleving over normale seksuele ontwikkeling en de beleving daarvan bij de bewoners op het Kiel’. Frank Noten van het Stedelijk Onderwijs Antwerpen spreekt in afstandelijke taal over ‘de feiten an sich’ versus ‘maatschappelijke issues, zal ik maar zeggen’. Lees: die ouders zijn overdreven kwaad omdat ze zich uitgesloten voelen. Ironisch genoeg voelen ze zich uitgesloten door dit soort opinies en verslaggeving. Niets erger dan betutteling en versmachting, dan ‘stilletjes maar, je voelt je wat slecht in je vel, het is zo erg niet’. Van kwaad word je woest als je geaaid wordt.

Kathleen Cools en haar gast Claude Marinower gingen gretig mee in het kansengroepengekakel en nergens kwam de logische vraag ‘zouden niet alle ouders boos zijn?’. De schepen sprak over de emotionele ravage bij het schoolteam, over cultuurverschillen en heethoofden. Het thema kindermisbruik op scholen en hoe dat te bestrijden, was op geen moment het onderwerp. De VRT ging overigens ook op een andere manier over de schreef. In de reportage komt namelijk een vader met zijn zoon op de arm doodleuk vertellen dat de jongen misbruikt werd. Die beelden gebruiken is deontologisch zeer bedenkelijk.

Farouk Özgunes stapte ook gretig in het conflictmodel en sprak voor VTM over ‘het protest van moslimmoeders’ waar ‘de consul van Marokko zich zelfs mee kwam bemoeien’ en wist dat de zaak ‘tot in Marokko leeft’ – hoe werd niet gezegd. Er kwamen zelfs ‘ouders van kinderen die niet eens hier wonen’ protesteren (solidariteit?) en er was ‘een hetze’ ontstaan tegen de juf en de directie. Hetze betekent volgens het woordenboek ‘gestook, klopjacht, campagne om haat op te wekken’. Op Radio 1 sprak Jan Hautekiet van een massahysterie.

Gazet van Antwerpen opende een discussieforum. Niet over kindermisbruik op scholen, zoals u misschien vermoedt. Neen, de krant meent te weten dat “de heisa (wat ‘gedoe’ betekent) ook haarscherp de kloof blootlegde tussen de allochtone gemeenschap en alles wat naar het ‘witte establishment’ ruikt: onderwijs, politie, parket, pers en politiek” en daar mogen alle lezers hun mening eens over geven.

De stadskrant reist van Meir naar Mekka, maar is nog niet voorbij het Zuid. Journalist Dennis Van Damme spreekt van een angstpsychose, daar op het Kiel zijn ze kennelijk rijp voor het gasthuis. Hij zegt dat ‘de bewijslast tegen de betrokken leerkracht ondertussen niet groot lijkt’ en haalt ‘een anonieme bron dicht bij het onderzoek’ aan die ‘de klagende moeder’ in diskrediet brengt, maar kan de waarachtigheid van die bron niet aantonen. Een journalist moet meer zijn dan een doorgeefluik. In een doktersattest van de betreffende kleuter, dat Van Damme kon inkijken, ‘staan geen harde bewijzen van misbruik’. Hij citeert wel uit het verslag: “Het kind is bang tijdens het onderzoek en wil zijn ondergoed niet uit doen, terwijl hij voordien net wel graag werd onderzocht. Er zijn tekenen van psychische traumatische toestand. Hij is stil en teruggetrokken. Momenteel zijn er ter hoogte van de benen verschillende echymosen (blauwe plekken, red.). Ter hoogte van de poep is er roodheid te bemerken. Hij heeft hier ook wat pijn. Doorverwijzing naar kinderpsycholoog noodzakelijk indien psychische toestand aanhoudt.” Maar er zat dus geen krijtje in zijn broek.

Politiek commentator Lex Molenaar looft Marinower om zijn beslissing de school te sluiten. Hoe de werkende ouders hun kinderen moeten opvangen, is niet meteen duidelijk. Molenaar vindt de heethoofden die de situatie misbruiken ronduit ergerlijk.

Mijn hoofd gloeit alvast van zijn krant en van het nieuws te volgen. In geen artikel of reportage hoorde ik de betrokken ouders hun beklag doen over discriminatie en uitsluiting. Ik hoorde ze geen ouderwetse uitspraken doen over seksualiteit. Ik zag en hoorde bange, kwade en ongeruste ouders met misschien wat zuiders temperament en sommige die te ver gaan, ook met hun kinderen erbij. Maar hun frustratie was gericht op de school, niet op de gehele maatschappij. Ik zag verder ouders die niet langer dan een volzin in beeld waren. Ouders waarover in de archieven een mening klaarlag.

Les Chevaux de Dieu

Ik was enorm aangegrepen door de film Les Chevaux de Dieu, die ons het nodige inzicht geeft in de Marokkaanse cultuur en ook in de geest van een zelfmoordterrorist, maar tegelijk bijna nergens in Vlaanderen te zien was en dus weer niet de mensen bereikte die hem moesten zien. Over die frustratie schreef ik deze column voor MO Magazine.

Au nom de dju Bioscooptenten UGC en Kinepolis draaien niet één week Les Chevaux de Dieu. Niet één week. Nergens in Vlaanderen. Dat is een drama. De film legt in zuiver realisme uit hoe voetballende jongetjes in de sloppenwijken van Casablanca neergroeien tot zelfmoordterroristen. Hoe ze onder een blakke zon in stoffige straten tot pantser verharden. Hoe er geen liefde is, alleen gevecht. In een cultuur waar seksualiteit in de kast moet blijven, waar gezonde jongemannen misvormen en verkrampen. En hoe ook daar, ver weg in de Maghreb, je rol in een gezin bepalend is. Hoe iemand in zijn hoop ooit iets voor iemand te betekenen, al is het na dit leven, zichzelf het paradijs inblaast. Nabil Ayouch toont in Les Chevaux de Dieu dat haat en geweld minder met afkomst dan met armoede hebben te maken. Minder met je genen dan met de plek waar je geboren bent. Minder met godsdienst dan met manipulatie. Minder met een keuze dan met een dood spoor.

Lees verder op MO Magazine, Les Chevaux de Dieu

Sorry, Saïd. Foute naam.

Voor MO Magazine ging ik een tijdje ‘under cover’ op de woningmarkt. Ik stuurde op Immoweb een mail naar de eigenaars van 200 huurappartementen, onder mijn eigen naam en die van ene Saïd. Het verschil in reacties was frappant.

Discriminatie op de Vlaamse huurmarkt

Mannen met een Marokkaanse naam worden benadeeld op de Vlaamse huurmarkt. Wanneer “Johan” en “Said” op dezelfde huuradvertenties reageren, krijgen ze opvallend vaak verschillende antwoorden. In zowat de helft van de gevallen heeft de kandidaat met Vlaamse naam een streepje voor.

© Brecht Goris

Nog even en ik was schizofreen geworden. Gedurende drie weken nam ik een dubbele identiteit aan. Ik voorzag een fictieve Said El Lachi van e-mailadres en telefoonnummer. Via Immoweb stuurde ik in zijn naam tweehonderd verzoekjes voor huurappartementen tussen de 400 en 700 euro in Brugge (25), Gent (49), Antwerpen (45), Hasselt (33), Leuven (40) en Halle (8). Telkens op basis van het voorgetypte standaardbericht.

Voor elke stad wachtte ik hooguit een dag om me ook als Johan De Crop (ik veranderde mijn naam met één letter) bij dezelfde eigenaars en immokantoren aan te melden, maar wel bewust in die volgorde. Zo was ik zeker van mijn zaak: als Said werd benadeeld ten opzichte van Johan, was dat alvast niet omdat hij zich pas later kandidaat had gesteld.

Lees verder op MO Magazine, 7 februari 2013