Oslo, August 31st

Oslo, August 31sthttps://www.youtube.com/watch?v=0QpTqYoEzto

In de sleur van mijn leven

Een drugsverslaafde mag een dagje uit het afkickcentrum en zoekt zijn vrienden op. Dan vrees je voor een junk die scheldt, tiert en schopt in een film vol vuilbekkerij en geruzie. Je verwacht trauma’s en flashbacks. Niets daarvan in het poëtische Oslo, August 31st van Joachim Trier. Hij toont een gewone jongeman die de zin van het leven niet ziet. Wij vonden die alvast in de briljante montage, de pientere dialogen en de o zo onderkoelde humor van deze intelligente prent.

Trier opent met een beeldmontage door Oslo waarin tientallen stemmen een treffende herinnering aan hun stad uitspreken. Dat zet de toon. We zoeken allemaal naar schoonheid en een bakje geluk, voor hoofdpersonage Anders (Anders Danielsen Lie) is het wat langer zoeken dan voor zijn vrienden. Hij krijgt verlof uit de ontwenningskliniek na jarenlang aan het zwaarste spul te hebben gezeten. “Mijn ouders hebben mij alle kansen gegeven, ik heb het gewoon zelf verprutst.” In Oslo, August 31st valt met de beste crackneus geen jeugdtrauma of flashback op te snuiven. Het gaat om één dag in de sleur van het leven, druk voor morgen op repete. We zien een man die de praatjes beu is, de herrie van een feestje, de drukte om een boek. Een man die lacht als hij iets grappig vindt, ja dat doen zelfs de grootste depressievelingen.

Joachim Trier moet zelf deep down under hebben gezeten, want dit eenmansportret bulkt van tederheid, trefzekerheid en poëzie. Je hebt geen verleden nodig om je kapot te voelen, geen motief voor zelfdestructie, geen ticket naar de hel. Eén geniale montage brengt die waarheid weergaloos in beeld. Anders drinkt op zijn eentje een kop koffie en vangt alle gesprekken in de bar op, steeds verder van hem, steeds vager in geluid en beeld, als in een duizelingwekkende wervelwind van nietszeggendheid. Een fitte, jonge vrouw die voorbij jogt wordt door de camera denkbeeldig gevolgd, langs haar wilskracht in het fitnesscenter, tot in de keuken waar ze de boodschappen de koelkast niet in krijgt en huilend op het aanrecht leunt. We doen allemaal ons best en het is pokkenhard. In drie seconden verteld. Daarom gaan wij naar de cinema en lezen we geen boek.

Wonderbaarlijk ook hoe Joachim Trier haarfijn een depressie in beeld brengt en ons toch niet verveelt. Dit is geen François Ozon die beelden schiet van iemand die dood ligt te gaan (Le temps qui reste), maar eigenlijk leegheid met diepgang verwart. Geen Gus Van Sant die een wat saaie film draait om nihilisme neer te zetten (Elephant). Oslo, August 31st is veel intelligenter. Trier ontwijkt de clichés, is onnavolgbaar in zijn fijnzinnige humor en zet junkie en omgeving even vaak met de billen bloot. De vrienden van Anders gaan niet Hollywoody met deuren slaan, maar willen hun maat helpen. Ze doen dat naar best vermogen en met al hun beperkingen. Zijn beste vriend tracht Anders eerst aan te moedigen, maar buigt na één kritisch tegenwindje om naar cynisme over zijn eigen duffe leven. Een scène die bulkt van de sarcastische, diepgevroren humor. Oslo, August 31st laat je achter met een klap op je kop en een glimlach op je gezicht.

Shame

Seksverslaving is niet voorbehouden aan vadsige ouwe rukkers. In Shame is Michael Fassbender een knappe gentleman die hunkert naar liefde en betekenis, maar met niemand in relatie treedt. Ruwe seks en verbale agressie houden een man overeind die compleet degenereert en mijlenver van zichzelf staat. Regisseur Steve McQueen snijdt diep tot op het bot en dwingt je ernaar te kijken. Zijn vizier zoekt geen zonderling, maar zwervelingen die anno 2012 geheel ontheemd zijn. Daarom is dit cinema die er keihard toe doet.

“Wij zijn geen slechte mensen, wij komen van een slechte plek.” Dat zegt Sissy Sullivan (Carey Mulligan) in tranen tegen haar broer Brandon (Michael Fassbender) nadat die haar verbaal met de grond heeft gelijkgemaakt.

Sissy is een drama queen die zich wentelt in haar slachtofferrol en naïef valt voor elke man die wel eens haar redder zou kunnen zijn. Brandon komt even ontwricht uit hetzelfde nest. Hij is uiterlijk geslaagd, met vette baan en dure flat, om na de kantooruren pijlsnel te ontmenselijken. Nog vlugger dan zijn ijskast zwaait de laptop open, in zijn zoektocht naar drieminutenfilmpjes porno, naar opwinding en afleiding. In the end zit hij er naar te staren. Deze vrijgezel en gentleman is knap en geslaagd, maakt moeiteloos vrouwen het hof, maar bakt er in relatie helemaal niets van. Zijn privéleven is innerlijk arm. Wat hij wil zeggen, schreeuwt hij uit. Wie hij wil liefhebben, duwt hij weg. Klaarkomen lukt hem enkel bij een prostituee.

Het pleit voor Steve McQueen dat hij geen werkloze, ranzige rukker met bierbuik opvoert als porn addict, maar voor een uiterlijk gezonde jongeman kiest die u en ik hadden kunnen zijn, knap en atletisch bovendien. Zijn verhaal is daarom even universeel en pijnlijk herkenbaar als dat van Brokeback Mountain van Ang Lee. Zo min als het in die prent over homoseksualiteit gaat, draait het in Shame om seksverslaving. In beide films staan de angst en relatieonbekwaamheid centraal die levens doen voorbijgaan zonder dat ze hebben bestaan.

Maar Shame is meer cinema dan Brokeback Mountain, waarin bergtoppen en weilanden als vanzelf voor mooie beelden zorgen. Het zijn de uitdrukkelijke fotografische keuzes van McQueen die zijn film tot op uitzonderlijk niveau tillen. De regisseur grijpt zijn kijker eigenhandig bij het nekvel. Met weinig woorden en zeggende beelden dwingt en sleurt hij hem genadeloos door de breintrip van zijn mentaal ontspoord hoofdpersonage. De doorgedreven, gebalde concentratie op één man-één verval maakt het onmogelijk weg te kijken en mondt uit in een claustrofobische slotsequentie waarin Brandon zich compleet in de nacht verliest, in cafés waar hij tuig uitdaagt, in darkrooms en bordeel. In een cinematografisch hoogstandje neukt hij twee opgestapelde hoeren te pletter en zie je alleen nog het beest en een man met heel veel pijn.

McQueen is zuinig in dialogen, maakt ze simpel en levensecht. Deze videokunstenaar opteert voor enkele parels van beeldsequenties die lang mogen duren. Prachtig zijn een lange jogtrip van Brandon die zijn vlucht van het leven moet uitdrukken en een openingsscène waarin hij uitgeblust een jonge vrouw in de metro blijft aanstaren, beide begeleid onder pianomuziek van Bach. Muziek die mildheid toont voor seksuele driften en de hunkering naar liefde doet opleven die erachter schuilt.

Toch gaat de grootste verdienste niet uit van regisseur of klassiek componist, maar ronduit van Michael Fassbender, die met zijn rol in Shame geheel terecht de prijs voor Beste Acteur kaapte op het Filmfestival van Venetië. Hij zet de figuur van Brandon neer als een schijnbaar vlotte en succesvolle man en vertolkt tegelijk weergaloos diens gehele ondergang.

Dresscode op het werk

Het beperkte recht op eigen keuze

“Een financieel consultant in private banking die een welgesteld conservatief publiek moet adviseren, draagt best geen hanenkam en piercings in zijn gezicht. Hij straalt dan geen neutraliteit uit en kan klanten afschrikken. Zijn werkgever mag ‘relevante en doelmatige’ voorwaarden opnemen in zijn dresscode en die werknemer op de vingers tikken.” Dat stelt Rudi Desmet, advocaat-partner van Astrea. Hij legt uit hoe de wetgever inzake kleding op het werk een fijnbesnaard evenwicht zoekt en vindt tussen commerciële belangen en het recht op eigen keuzes. Het hoofddoekendebat ligt op die balans.

Lees verder in HR Magazine

Het talent zit in de wachtzaal

(november 2010)

“Een vluchteling die ons land weet te bereiken, is dynamisch en ondernemend. Zijn dat niet de troeven waarop de arbeidsmarkt zit te wachten?” Die vraag stelt Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Het begeleidt erkende vluchtelingen in hun studies en zoektocht naar werk en stoot op hindernissen. “Het Belgische beleid geeft een hoogopgeleide vluchteling liever snel-snel een baan als receptionist dan hem naar een functie op zijn niveau te sturen. Hij mag de gemeenschap vooral niets kosten. Dat is kortetermijndenken.”

Lees verder op HR Magazine (paywall)

Je vais bien, ne t’en fais pas

De verdwijning van haar tweelingbroer drijft een jonge vrouw tot wanhoop. Haar ouders gaan niet op zoek naar de waarheid, om zo zichzelf en ook hun dochter te sparen. Regisseur Philippe Lioret tast in Je vais bien, ne t’en fais pas de subtiele grens af tussen liefde en eigenbelang. Op welk punt wordt de zorg voor een ander een manier om de ander niet te verliezen?

Als de 19-jarige Lili (Mélanie Laurent) na een vakantie in Barcelona terug thuis komt in het Franse Vigneux, verneemt ze van haar ouders dat haar tweelingbroer Loïc is verdwenen. Hij had vijf dagen eerder een hevige ruzie met zijn vader (Kad Merad) en heeft zijn biezen gepakt. Sindsdien geen nieuws meer. Lili belt hem op, krijgt alleen zijn voicemail, hij belt niet terug. Haar ouders blijven er apathisch onder. Ze gaan door met de orde van de dag. Ze werken, koken, slapen. Hun overlevingsstrategie drijft Lili tot wanhoop. De verdwijning van haar broer onttrekt haar alle levenslust, ze eet nog nauwelijks en belandt in het ziekenhuis.

Tot dan is het verhaal dunnetjes, de film wat langdradig. De kijker blijft bij de les door het curieuze mysterie, de tedere vertolking door Mélanie Laurent en een geweldige soundtrack (AaRON – ‘U-Turn’). De scènes waarin een creperende Lili toch door ziekenhuisgangen holt, zijn evenwel ongeloofwaardig tot kolderiek. Maar dat maakt niets uit.

Want Je vais bien, ne t’en fais pas haalt zijn karakter niet uit de intrige rond Loïcs lot, maar uit de gewrongen relaties tussen hen die achterblijven. Die worden door zijn verdwijning alleen maar scherpgesteld. De prent wordt boeiend wanneer Lili van Loïc uit alle Franse steden brieven krijgt waarin hij er zich systematisch om verheugt ‘die eikel van een vader’ niet meer te hoeven zien. Telkens Lili de heikele passages leest, vlucht haar moeder (Isabelle Renaud) met een pan de keuken in en laat haar vader stoïcijns de beledigingen over zich heen gaan. Hij verteert van spijt en schuldbesef en is kwaad op zichzelf, maar er zijn genoeg televisieshows om die lastige gevoelens achter te verstoppen. En Lili, zij krijgt haar ouders niet wakker, bij vrienden Léa (Aïssa Maïga) en de charmante Thomas (een glansrol van Julien Boisselier) kan ze wel terecht. Die geven haar ruimte en ondersteunen haar keuzes. Je vais bien, ne t’en fais pas is in een zijverhaal een conflict tussen generaties en toont hoe verlies verlamt en relaties onder druk of in de verf zet – naargelang de interpretatie.

Toch is de film veel meer dan een mooie tranentragedie, stijl La Stanza del Figlio van Nani Moretti. Valt in Moretti’s film de clou al na een kwartier, met de dood van zoonlief, dan houdt Philippe Lioret tot het einde de spanning erin. Hij bedenkt een slot dat even eenvoudig is als geniaal en de kijker dwingt de hele prent te herdenken. Deze slimme regisseur ontwijkt alle evidente valkuilen. Waar je een uitval van Lili naar haar vader verwacht, kiest ze voor een gesprek dat minzaam is. Minzaamheid die voortkomt uit gedeelde smart, uit het inlevingsvermogen van wie pijn kent.

Je vais bien, ne t’en fais pas is liefdevol en teder en zit tegelijk vol stinkende wonden. Kan je je eigen rouwmethode opleggen aan een ander? Kan je uit liefde en zorg een te zachte heelmeester zijn? En hoeveel eigenbelang schuilt dan in die liefde? Zijn we bang alleen te zijn?

Harry, un ami qui vous veut du bien

Deze film was voor mij een openbaring, een mokerslag. Ik was de Michel uit de film en ik werd wakker geschud. Niet veel later nam ik ontslag op mijn vaste job en begon ik als freelance journalist. De inkt kruipt waar hij niet gaan kan.

Leven of geleefd worden

De doodvermoeide Michel wordt geleefd door zijn omgeving, tot hij een oude schoolmakker ontmoet die in zijn plaats orde op zaken stelt. Harry schudt het schrijftalent in hem wakker en doet dat koste wat het kost. Tot daar de synopsis van de fascinerende psychothriller Harry, un ami qui vous veut du bien van Dominique Moll. De regisseur verbindt in een uitmuntend scenario mysterie en suspense aan diepgang en levensvragen, zonder één moment te vervelen.

Moll heeft geen enkele flashback nodig om duidelijk te maken hoe Michel (Laurent Lucas) Franse les ging geven aan Japanners in plaats van romans neer te pennen, hoe hij geleidelijk afweek van het script dat in zijn genen werd geschreven. Michel laat zich namelijk een leven lang leiden door de grillen van zijn omgeving. Hij denkt de boel te sturen, maar wil vooral iedereen tevreden stellen. Hij is braaf en beleefd, zijn leven is een jacht en een helletocht, een aaneenschakeling van acuut brandjes blussen en dienstbaar zijn voor vrouw, kinderen, ouders en niemendal. Een fris idee steekt dan bij voorbaat onder de mat.

Het verrast dus niet dat oude schoolmakker Harry (Sergi Lopez) en zijn verloofde Prune (Sophie Guillemin) zich na een toevallige ontmoeting bij Michel en zijn vrouw Claire (Mathilde Seigner) weten uit te nodigen en er met geen stokken zijn weg te slaan. Wanneer aan de dis Harry moeiteloos een gedicht van Michel debiteert dat die nog voor de schoolkrant schreef, gaat in Harry, un ami qui vous veut du bien het bijzondere samenspel van start tussen een mysterieuze, creepy thriller en een fascinerend psychologisch portret. De intuïtieve Harry is de tegenpool van Michel en zegt alleen maar ‘ja’ tegen het leven. Hij wil dat zijn gastheer alles in het werk stelt om weer aan het schrijven te gaan en ruimt op bedenkelijke wijze daartoe de baan. Michel vindt het veel gedoe om niets en doet zijn vroegere schrijfsels af als puberpennenvruchten. Hij is dan ook een leven lang getraind in zelfontkenning. De permanente mentale afwezigheid die Laurent Lucas in Michel legt, is beangstigend geloofwaardig.

Regisseur Dominique Moll houdt het juiste ritme aan. Hij legt voldoende karakter in zijn personages via hun doordeweeks gedrag en verliest zich niet in zijwegen en toewijdingen. Hij vertelt het verhaal strak en verhoogt zo de suspense. Harry, un ami qui vous veut du bien is een geniale psychologische thriller die ongegeneerd toont hoe we ballast in ons leven scheppen en uitdagend de vraag stelt hoe ver je mag en moet gaan om je daar weer van te verlossen. Wat en wie verhinderen bevrijding? De film is verplicht voer voor al wie voor een doorbraak staat, maar moed mist. De recensie ervan hoort in de wachtzaal van elke psychologenpraktijk.

Cairo Time

cairo_time21
 Ode aan een vakantielief

Door de zachte fotografie en de prachtige soundtrack van Niall Byrne voel je in ‘Cairo time’ de temposlopende hitte van het woestijnzand. Een bescheiden zomerfilm in de juiste sfeer. Niet voor in de archiefkast en perfect te missen, dat wel. Behalve voor wie ooit dankzij een vakantielief zichzelf heruitvond en nog heel lang glimlachte.

Lees verder op Cutting Edge.

Larry Crowne

larryEven snel een zoet verhaaltje

Een supermarktbediende gaat na zijn gedwongen ontslag weer studeren, wordt opgenomen in een scooterbende, door the hottest motor chick gerestyled en slaat nog even zijn sexy docente aan de haak. Met Larry Crowne wil Tom Hanks ons een zoete American Dream doen slikken, maar hij smeert nauwelijks onze keel. Zijn scenario is goedkoop en lui.

 

‘To be part of our team, say something patriotic’, beveelt de leider van het scooterteam ironisch. ‘We’ll get back to you after the break’, antwoordt duts Larry Crowne met een verrassend goed gevoel voor humor. De oneliner deed ons lachen, maar de grap is wrang. Ze moet Larry Crowne een rebellie aanmeten die de prent nooit hardmaakt.

Regisseur Tom Hanks schopt zogezegd tegen managementschenen en zet graag de hardvochtigheid van de elite in de verf, maar zijn zoethouder van een film sust meteen het werkvolk dat hij beweert te bejubelen. Die zal weer alles bij het oude laten. Met een glimlach naar de fabriek, Temazepam in de brooddoos. Deze proteststem klinkt georkestreerd en vals. Tom Hanks is een working class hero van horen zeggen. Hij vertelt verhaaltjes voor het slapengaan. Dankzij dit soort leugens kapen de Dardennes prijzen voor het echte werk, met films die tonen dat sommige mensen echt geen keuze hebben, in de miserie blijven ploeteren.

In hoofde van Hanks is het leven duidelijk maakbaar. Larry Crowne fronst na zijn ontslag één wenkbrauw en gaat onversaagd studeren. De veertiger die net nog winkelkarren duwde, wordt de primus internationale economie en overbluft al zijn klasgenoten in een cursus spreken voor publiek. Een bloedmooie klasgenote (Gugu Mbatha-Raw) ontfermt zich zonder enige aan- of inleiding over deze duffe dude, neemt hem zonder verpinken op in haar scooterbende en restylet zijn hele huis en kledinglijn. Waarom? Geen idee. Waar leidt dit heen? Nergens. De film loopt bijna op zijn einde wanneer Larry ook zijn docente Mercedes Tainot (Julia Roberts) inpalmt, het gaat allemaal vanzelf. Gelukkig stopt de film op tijd, of Larry was beslist directeur geworden in de multinational die hem de deur wees.

Tom Hanks doet geen moeite of is niet in staat om zijn verhaal geleidelijk op te bouwen. Zijn scenario is van een tergende gemakzucht, het hangt met losse eindjes aan elkaar. Het schabouwelijke verhaal doet enkel dienst als platform voor een mop links en rechts en veel zelfbevlekking door de regisseur-acteur. Tom Hanks doet Forrest Gump nog eens lichtjes over. Hij speelt de held in zijn eigen story en laat zich omringen door has been en will be mokkels. Hopelijk heeft hij zich kostelijk geamuseerd. Wij niet.

Harry Brown

In ‘Harry Brown‘ wreekt een moegetergde bejaarde de fun killing op zijn beste vriend. Met hun eigen wapens veegt hij in een Britse sociale wijk criminele jeugdbendes uit tunnels en straten. Regisseur Daniel Barber vond een knappe invalshoek voor zijn beenharde prent, die haat leert begrijpen en bloed doet stollen. Maar de spankracht neemt af zodra het geweld escaleert.

Lees verder op Cutting Edge

Air Doll

In Air Doll komt opblaaspop Nozomi tot leven. Ze kijkt verwonderd om zich heen, maar kampt vooral met moeilijke gevoelens. Het hebben van een hart blijkt lastig. Regisseur Horikazu Koreeda vond een mooie metafoor voor vereenzaming en ontmenselijking in een grootstad, maar werkt zijn idee matig uit. De ondraaglijke lichtheid van het bestaan die hij wil overbrengen, is helaas van toepassing op zijn eigen, wat vervelende film.

Koreeda haalt met Air Doll nooit het niveau van zijn geniale After Life, waarin overledenen het mooiste moment van hun leven moeten kiezen om definitief te kunnen sterven. De vraag hoe een opblaaspop zich behandeld voelt, is al even boeiend, maar de humor, creatieve wendingen en climax in After Life, zijn in Air Doll nauwelijks terug te vinden. Beide films zijn traag, in goede Japanse stijl, maar het verschil in branie is treffend.

Nozomi is de opblaaspop van de eenzame Hideo, een alleenstaande ober in Tokyo. Hij eet ermee, praat en vrijt ermee. Als hij op een dag naar het werk is vertrokken, komt Nozomi tot leven. Ze verandert in een jonge vrouw die de wonderen van de stad en haar eigen gevoelens ontdekt. Ze vindt een baan in een videotheek, waar ze verliefd wordt op de brave Junichi. ’s Avonds rept ze zich naar huis om Hideo niet teleur te stellen. Ze ontmenselijkt zich dagelijks weer tot sekssubstituut.

Regisseur Horikazu Koreeda zet een krachtig metafoor in om misbruik, sleur en gebeitelde machtsverhoudingen in lange relaties pijnlijk in de verf te zetten. Daarin schuilt de sterkte van Air Doll. Als Hideo ontdekt dat Nozomi een vrouw is geworden, wil hij liefst dat ze snel weer in een pop verandert. Hij wil zijn eigen gevoelens verheerlijken en niet rekening houden met die van een ander, want dat leidt alleen maar tot problemen, hartzeer en het risico om verlaten te worden. Koreeda doorvlecht die angstige keuze voor veiligheid, dat gebrek aan engagement, in tal van randpersonages die evenmin in relatie treden. Ze vormen samen een grootstad die kiest voor individualisme en doodgaat van eenzaamheid.

Sterkste beeld van de film krijgen we wanneer Nozomi zich verbrandt aan de lichtinstallatie in de videotheek en haar plastic huid scheurt. De lucht loopt haar lijf uit, maar collega Junichi blaast haar letterlijk en figuurlijk nieuw leven in. Het tedere tafereel speelt zich af tussen de rekken met porno, dat symbool van ontmenselijking. Het contrast werkt vergrotend, de kijker haalt even adem na al flinke tijd op de proef te zijn gesteld. Want Air Doll is esthetisch en kunstzinnig, maar toch vooral een taaie brok. De voortdurende verwondering van onze opblaaspop over alles wat ze zo plots ontdekt – een rinkelende fles, een pluim, een kind – werkt behoorlijk op de zenuwen. Koreeda diept zijn personages ook nauwelijks tot niet uit, allicht om de afstandelijkheid in Tokyo scherp te stellen. Het wordt daardoor moeilijk om je in het verhaal in te leven. Air Doll is zeer esoterisch en vooral een lange rit om uit te zitten.