Every Thing Will Be Fine

wenders

In Every Thing Will Be Fine hijst een schrijver zijn leven moeizaam op de schouder. Hij heeft een kleine jongen dodelijk aangereden. Een grootmeester als Wim Wenders bedient zich niet van dramatische scènes om te bewijzen dat dit sporen laat, er rolt geeneens een traan. Hij legt enkel een droef deken neer: vanaf nu gaan de dingen moeilijker en voor de rest doen we voort.

Wenders ontvouwt het verhaal als een complex gerecht dat zich in lagen prijsgeeft. Hij bedient zich van sobere beelden om treurnis en verwerking, doorzetting en grote eenzaamheid als permanente kleefband over zijn film te leggen. Een enig huis in een sneeuwlandschap, een stel lege ogen aan een schrijverstafel, een moeder die verhuist van de plek waar ze haar kind verloor. De zon op het gelaat van een zestienjarige jongen die moed vat. Vroegere geliefden die elkaar angstig aanraken, aan het aanrecht, op een weekdag.

Every Thing Will Be Fine is functioneel traag. De verteltijd lijkt haast met de vertelde tijd samen te vallen, de cruciale gebeurtenissen zijn met poëtisch geduld neergelegd, de kijker kruipt mee onder de huid en rilt. De scène rond het ongeval heeft een spanningsboog en een schoonheid die ik niet meer zag sinds de openingsscène van Inglorious Basterds van Quentin Tarantino. Ook hij gebruikte het desolate landschap en de traagheid als nagelbijters.

Thematisch sluit Wenders aan bij zijn vroegere werk. In Paris, Texas verteert een man de scheiding van zijn vrouw, in Der amerikanische Freund is kanker de boosdoener, Every Thing Will Be Fine draait om een dodelijk ongeval. Maar telkens biedt de protagonist op eigen, koppige wijze zijn moeilijkheden het hoofd. Liever door te zwijgen dan te praten, liever langs doorzetting dan langs analyse. Tot wanhoop van zijn geliefden en met alle relationele afbreuk die erbij hoort.

Every Thing Will Be Fine is schijnbaar simpel en er gebeurt niet onnoemelijk veel. De grote klasse schuilt ‘em ook in ontweken evidenties, in het schrappen van overbodige informatie of drama. We zien geen kind onder een auto liggen, geen bloed, geen traan. Een schrijver schrijft boeken, we weten niet waarover. Hij krijgt prijzen, maar speech en receptie worden ons bespaard. Hij begint geen relatie met de moeder van het kind dat hij heeft overreden. Die met liefde verwarde compassie is een pad dat immers al is platgetreden sinds pakweg de (uitstekende) films van Susanne Bier (Open Hearts, Things We Lost in the Fire en Brothers), 21 Grams van Alejandro González Iñárritu en Monster’s Ball van Mark Forster. Charlotte Gainsbourg blijft dan maar een keertje onbemind. Een keuze van Wenders die mijn hoogste respect geniet. Ik zou het niet kunnen.

Regie: Wim Wenders, Met: James Franco, Charlotte Gainsbourg, Rachel McAdams, Marie-Josée Croze, Julia Sarah Stone, Robert Naylor

 

Under the Skin

Under the SkinWraak op de middelmaat

Grijpgrage losers met boeventronie, Adidas-trainingspak en een voetbalsjaal die even denken de mooiste vrouw van het noordelijk halfrond in hun bed te krijgen. In Under the Skin laat Scarlett Johansson hen even in de waan en duwt hen terug in de modder weer ze naïef dachten uit te kruipen. Regisseur Jonathan Glazer rekent genadeloos af met middelmaat en ranzigheid, met gore praat boven verschraald bier. Met miezerige mannetjes die geen minuut boven zichzelf trachten uit te stijgen. Die denken dat het zo wel loopt.

Glazer neemt wraak op de luide aanwezigheid van nietsnutten en schoften op wie tv-zenders hun programmatie afstemmen en uw avond verknallen. Op tuig dat fietsers van de baan rijdt in een race om wat aandacht. Op mensen die we niet nodig hebben. Het mooie is dat Glazer niet terug schreeuwt, geen megafoon hanteert. Hij fluit, hooguit op sopraanblokfluit, zijn serene serenade. Hij maakt een stille, oorverdovende prent voor wie zich geduldig te luisteren legt. Met nauwelijks woorden en treffende beelden maakt hij een treurzang op het gebrek aan beschaving, op het gebruiken van anderen als waren ze tuinmateriaal. Hij tekent een mensdom dat zichzelf degradeert, terwijl het alles in de hand heeft om het te maken. Met zijn poëtische en grafisch geraffineerde prent biedt hij meteen tegengif voor de leegheid en waardeloosheid die hij betreurt. Bij de misselijkheid ook de juiste pil.

Glazer weet stand te houden in die droeve toon doordat hij de nodige afstand bewaart tot de wereld die hij beschrijft. Dat doet hij door Scarlett Johansson neer te zetten als een weliswaar bloedmooie brunette waar niets op aan te merken valt, maar die in wezen een soort robot is van een andere planeet en – van alle plaatsen – in het grauwe Glasgow is neergestreken. Waar kan je verlatenheid ook beter in beeld brengen? Deze vrouw zonder naam rijdt rond in een minibus met als enig doel mannen in haar bed te krijgen, niet uit wanhoop maar om te tonen hoe goedkoop ze zijn. In een wederkerend patroon zakken al deze mannen weg in een moeras van zwarte inkt en verdwijnen in een opgezogen rookwolk. Stilistisch voorbeeldig, maar na een tijdje behoorlijk vervelend voor de niet al te zware cinefiel.

Toch moet u het eerste deel beslist uitzitten, want pas dan ontvouwt zich de ware schoonheid van Under the Skin en komen de sluimerende betekenissen helemaal bovendrijven. In een scène in balans pikt Scarlett een man op met een ernstig misvormd gelaat en houdt er een open gesprek mee, zegt welke mooie handen hij heeft. Hijzelf zegt overdag niet naar de winkel te gaan ‘omdat de mensen dom zijn’. Na al de voetbalhooligans en discogangers die voor hem in het busje zaten, kan je hem alleen nog gelijk geven.

Scarlett beslist de man niet op te slokken, maar na de liefdesdaad vrij te laten, omdat hij zich van de meute onderscheidt. Dat is niet naar de zin van een rondrijdende motorcrosser die je haar pooier of fabrikant, een lijkenberger of het hoofd van een lugubere club wereldverbeteraars zou kunnen noemen. Een groep aliens dan die vanuit een parallelle wereld de mensheid even met de neus op de feiten komt drukken. Het is maar wat u er zelf in ziet. Alleszins kiest Scarlett voor een ander leven en ze slaat op de vlucht. Haar kwetsbaarheid komt in beeld, Under the Skin tast vanaf dan echt onder de huid.

Popcornsmullers die dachten zich aan Scarlett Johansson te kunnen vergapen in een luchtig filmpje, zijn mooi bij de neus genomen. Deze parel over zwijnen is haute cuisine voor wie proeven durft. Weet dat de diepste smaak in de kop van de scampi zit. Slurp.

Tom à la ferme

Image

In Tom à la ferme zet Xavier Dolan een driehoeksverhouding neer waarin iedereen elkaar verafschuwt maar ook verschrikkelijk nodig heeft. Gevangen in afhankelijkheid. Dit verhaaltje op de boerderij kreeg een simpele setting en banale titel, maar is keihard en geraffineerd. Doorgedreven afhankelijkheid, als agressie verpakte zelfhaat en misplaatst altruïsme vormen de spijkers in een splinterbom. En die staat permanent op ontploffen.

De klasse van Tom à la ferme ligt ongetwijfeld in het virtuoos scenario, waaraan de film zijn suspense te danken heeft. Dolan zet zijn pionnen zo grandioos neer, spant de koordjes tussen hen zo strak, dat elke beweging van elk personage voor trillingen zorgt. De film vertelt het verhaal van de homoseksuele Tom (Xavier Dolan zelf) uit Montréal die op de boerenbuiten de begrafenis bijwoont van zijn overleden geliefde en meteen diens familie bezoekt. Helaas weet moeder Agathe (Lise Roy) niet dat haar zoon voor mannen viel, laat staan dat hij een vriendje had. Haar andere zoon, Francis (Pierre-Yves Cardinal), wil koste wat het kost dat potje gedekt houden. Zogezegd uit moederliefde, eerder uit homohaat. En met die homohaat wil hij vooral zijn eigen stoofpotje gedekt houden. Francis worstelt met homo-erotische gevoelens, maar klopt die er nog liever uit dan er aan toe te geven. Zijn agressie naar Tom – tot bijna wurgseks toe – is gekanaliseerde zelfhaat. Daarover zegt regisseur Dolan in een interview met filmtijdschrift Vertigo: “In mijn ogen is er geen verschil tussen een Russische man die in een park een jonge homo als straf in het gezicht plast en een minnaar die dat bij mij in mijn hotelkamer doet. Beide zijn uitingen van eenzelfde seksuele neiging.”

De prent wordt razend interessant wanneer Tom wordt verplicht om Agathe over Sarah, het verzonnen lief van haar zoon, te vertellen. Door Sarah zogezegd over haar vriendje te citeren, vertelt hij eigenlijk over zijn eigen liefde. Rond de keukentafel geeft hij seksuele details, de moeder schatert het uit, Francis lacht geforceerd en onwennig mee. In deze sublieme scène zien we hoe de drie vogeltjes gevangen zitten in een open kooitje waar ze uit zouden moeten vliegen. Agathe laat zich graag blaasjes wijsmaken over een zoon die haar eigenlijk al veel langer was ontglipt. Francis dwingt Tom om te blijven zodat hij zijn geaardheid wat half kan beleven, maar hij geeft er nooit aan toe en zit in zijn seksualiteit verwrongen. En Tom zou kunnen vertrekken, maar moet daarvoor het laatste greintje ex-lief en een vage zoektocht naar affectie lossen.

Maar ook, en niet in geringe mate, kampt Tom met een huizenhoog Stockholmsyndroom. Hij krijgt kansen om dwingeland Francis en de hele cirque achter zich te laten, maar voelt kidnapperscompassie. Heeft mededogen met een sociaal gehandicapte jongeman die hem eigenlijk ten gronde richt, een mededogen dat hem fataal kan worden. Tom à la ferme gaat over destructief gedrag loslaten, empathie laten varen en voor jezelf kiezen. Zowel in dit thema als in zijn creepy, mysterieuze relaties lijkt dit meesterwerk van Xavier Dolan sterk op het al even uitmuntende Harry, un ami qui vous veut du bien van Dominique Moll.

En Dolan is ook elders slim gaan lenen. Ook Sean Penn zat in U Turn van Oliver Stone ooit vast in een afgelegen dorp vol gestoorde figuren. De mengeling van griezelige gezelligheid en kleffe ijzigheid die moeder Agathe ophoudt, doet denken aan de glansrol van Piper Laurie in Carrie, van Brian De Palma.  In een mooi openingsshot zien we dan weer hoe Tom de liefde voor zijn overleden vriend op keukenrol schrijft, in een wazig licht. Hiermee wekt Dolan meteen onze betrokkenheid met het hoofdpersonage (we weten samen meer dan de andere personages) en doet hij ons voelen dat er heftige emoties op til staan. Precies zoals Thomas Vinterberg de suspense deed zwellen in Festen.

Tom à la ferme is een fijnzinnig psychologisch portret dat verpakt zit in een strak aangestuurde thriller. Menselijke randafwijkingen worden subtiel overgebracht, zijn in miniatuur verpakt. Wie het cadeautje opendoet, ziet goud blinken. Voeg daar lange, uitstekende dialogen aan toe (de scène in de bar!) waarin acteurs hun kunnen tonen en de uitmuntende muziek van Frida Boccara, The Gotan Project en Rufus Wainwright en je begrijpt waarom deze prent veel meer in huis heeft dan zijn wat suffe titel doet vermoeden.

LA VIE D’ADÈLE

LA VIE D ADELE

Als zelfs passie niet volstaat

Ze klikken ineen als naakte stemvorken en slaan de juiste toon, ze brengen hun armen in een hefboom naar elkaar. De seksscènes tussen Adèle en Emma in La vie d’Adèle zijn intens en onmisbaar in een film over diepe passie die toch weer niet volstaat. Regisseur Abdellatif Kechiche toont in details hoe onvervulde behoeften en afhankelijkheid, met liefde verwarde tederheid en genegeerd eigenbelang partnerrelaties onder druk zetten. In een samenleving die de prijs van de vrijheid betaalt.

De klasse van Kechiche vertakt zich langs vele kanalen. Hij ontrafelt de liefde in al haar gedaanten en stemmingen, van spanning tot ontlading, van verval tot herstel, we zijn overal geweest. Toch is zijn film meer dan een uitstekend liefdesdrama. Hij is ook een vlijmscherp portret van een samenleving die de codes heeft opgegeven, er zijn geen afspraken gemaakt. We kussen een klasgenote in de trappenhall, maar dat was maar om te proberen. We vrijen om te checken of het juist voelt. We zijn ontrouw als we ons eenzaam voelen. Als je naar de vernissage van je ex-lief komt, kijkt niemand daar vanop. Zie je jezelf daar naakt in een schilderij hangen, dan moet je niet slikken, maar mee zijn met je tijd. Alles moet kunnen. We zijn vrij, ongebonden, vereenzaamd en teleurgesteld.

Zo vergaat het Adèle, een 17-jarig meisje op zoek naar haar seksuele identiteit. Geen tiener in de clinch met haar ouders of de school. Neen, Adèle vindt de pasta van haar pa heerlijk en is gek op literatuur. Over een eerste valkuil is Kechiche dan al moeiteloos heen gesprongen. We zien een onzeker, maar normaal meisje dat op meisjes valt en daarmee worstelt, veel meer is er niet aan de hand. Ze wordt verliefd op Emma, een studente kunstonderwijs, ouder in jaren. Zij wordt vertederd door Adèles lieflijke kwetsbaarheid en uitdrukkelijke schoonheid. Er is wat in de maak.

Op dat moment heeft Abdellatif Kechiche zijn troeven al op tafel gelegd, alle slagen zijn voor hem. Of beter: hij speelt miserie op tafel. In de geloofwaardige ontluikende liefde tussen Emma en Adèle zit namelijk al het gif genesteld. Het sijpelt er stilletjes doorheen. Adèle valt voor de dappere, levenswijze Emma die haar ontvoogdingsstrijd al heeft gestreden. Zelf valt ze net uit de kast, bonk, recht in een relatie, ze is compleet afhankelijk. Dat Adèle van schilders enkel Picasso kent, zal Emma eerst ontroeren, pas later irriteren. Wanneer Emma wil dat Adèle een boek zou schrijven in plaats van enkel voor de klas te staan – zo ongecultiveerd – is dat niet omdat “ik wil dat je gelukkig wordt”, maar omdat ze een onafhankelijk lief wil, met gedeelde interesses. ‘Wat is liefde? Kan je mijn eigenbelang zo inpakken dat het een cadeautje lijkt?’, zegt cabaretier Theo Maassen dan. We ontkennen het, maar dat eigenbelang zit vervlochten in onze gevoelens, zit in de kiem van onze conflicten. Een misstap van Adèle komt Emma haast goed uit.

Kechiche maakt een verstandig geheel, maar munt ook uit in de afzonderlijke delen. De spanning en onzekerheid in de ontmoeting, de giechelende grapjes en praatjes. Het vuur. De verwijdering. De pijnlijke troostende zinnen, het doen alsof je neus bloedt, de schijnbare onverschilligheid voor een oud lief. Ik stel voor dat de broers Kommil Foo hier nog een potje mosterd komen halen.

Haast elke scène zou als trailer voor de film kunnen dienen en is buitengewoon realistisch in haar dialogen, scenario en acteerprestaties. De diepe emoties, de onweerstaanbaarheid en het permanent gevoel van onzekerheid die Adèle Exarchopoulos neerzet, de moeilijke rol met dubbele gevoelens van Léa Seydoux. Verbluffend. De documentaire stijl, met de camera op de huid, werkt zeer geloofwaardig. De scènes zijn lang, de acteurs kunnen zich er niet met een oneliner vanaf brengen. Abdellatif Kechiche sluit zich hiermee aan bij illustere collega’s als Laurent Cantet (Entre les murs), Asghar Farhadi (A separation en Le Passé), Cristian Mungiu (4 months, 3 weeks and 2 days) en Joachim Lafosse (À perdre la raison). Zijn stijl en klasse toonde Kechiche eerder al in het voortreffelijke La graine et le mulet. Wij willen meer. On veut plus.

Les Chevaux de Dieu

Ik was enorm aangegrepen door de film Les Chevaux de Dieu, die ons het nodige inzicht geeft in de Marokkaanse cultuur en ook in de geest van een zelfmoordterrorist, maar tegelijk bijna nergens in Vlaanderen te zien was en dus weer niet de mensen bereikte die hem moesten zien. Over die frustratie schreef ik deze column voor MO Magazine.

Au nom de dju Bioscooptenten UGC en Kinepolis draaien niet één week Les Chevaux de Dieu. Niet één week. Nergens in Vlaanderen. Dat is een drama. De film legt in zuiver realisme uit hoe voetballende jongetjes in de sloppenwijken van Casablanca neergroeien tot zelfmoordterroristen. Hoe ze onder een blakke zon in stoffige straten tot pantser verharden. Hoe er geen liefde is, alleen gevecht. In een cultuur waar seksualiteit in de kast moet blijven, waar gezonde jongemannen misvormen en verkrampen. En hoe ook daar, ver weg in de Maghreb, je rol in een gezin bepalend is. Hoe iemand in zijn hoop ooit iets voor iemand te betekenen, al is het na dit leven, zichzelf het paradijs inblaast. Nabil Ayouch toont in Les Chevaux de Dieu dat haat en geweld minder met afkomst dan met armoede hebben te maken. Minder met je genen dan met de plek waar je geboren bent. Minder met godsdienst dan met manipulatie. Minder met een keuze dan met een dood spoor.

Lees verder op MO Magazine, Les Chevaux de Dieu

Oslo, August 31st

Oslo, August 31sthttps://www.youtube.com/watch?v=0QpTqYoEzto

In de sleur van mijn leven

Een drugsverslaafde mag een dagje uit het afkickcentrum en zoekt zijn vrienden op. Dan vrees je voor een junk die scheldt, tiert en schopt in een film vol vuilbekkerij en geruzie. Je verwacht trauma’s en flashbacks. Niets daarvan in het poëtische Oslo, August 31st van Joachim Trier. Hij toont een gewone jongeman die de zin van het leven niet ziet. Wij vonden die alvast in de briljante montage, de pientere dialogen en de o zo onderkoelde humor van deze intelligente prent.

Trier opent met een beeldmontage door Oslo waarin tientallen stemmen een treffende herinnering aan hun stad uitspreken. Dat zet de toon. We zoeken allemaal naar schoonheid en een bakje geluk, voor hoofdpersonage Anders (Anders Danielsen Lie) is het wat langer zoeken dan voor zijn vrienden. Hij krijgt verlof uit de ontwenningskliniek na jarenlang aan het zwaarste spul te hebben gezeten. “Mijn ouders hebben mij alle kansen gegeven, ik heb het gewoon zelf verprutst.” In Oslo, August 31st valt met de beste crackneus geen jeugdtrauma of flashback op te snuiven. Het gaat om één dag in de sleur van het leven, druk voor morgen op repete. We zien een man die de praatjes beu is, de herrie van een feestje, de drukte om een boek. Een man die lacht als hij iets grappig vindt, ja dat doen zelfs de grootste depressievelingen.

Joachim Trier moet zelf deep down under hebben gezeten, want dit eenmansportret bulkt van tederheid, trefzekerheid en poëzie. Je hebt geen verleden nodig om je kapot te voelen, geen motief voor zelfdestructie, geen ticket naar de hel. Eén geniale montage brengt die waarheid weergaloos in beeld. Anders drinkt op zijn eentje een kop koffie en vangt alle gesprekken in de bar op, steeds verder van hem, steeds vager in geluid en beeld, als in een duizelingwekkende wervelwind van nietszeggendheid. Een fitte, jonge vrouw die voorbij jogt wordt door de camera denkbeeldig gevolgd, langs haar wilskracht in het fitnesscenter, tot in de keuken waar ze de boodschappen de koelkast niet in krijgt en huilend op het aanrecht leunt. We doen allemaal ons best en het is pokkenhard. In drie seconden verteld. Daarom gaan wij naar de cinema en lezen we geen boek.

Wonderbaarlijk ook hoe Joachim Trier haarfijn een depressie in beeld brengt en ons toch niet verveelt. Dit is geen François Ozon die beelden schiet van iemand die dood ligt te gaan (Le temps qui reste), maar eigenlijk leegheid met diepgang verwart. Geen Gus Van Sant die een wat saaie film draait om nihilisme neer te zetten (Elephant). Oslo, August 31st is veel intelligenter. Trier ontwijkt de clichés, is onnavolgbaar in zijn fijnzinnige humor en zet junkie en omgeving even vaak met de billen bloot. De vrienden van Anders gaan niet Hollywoody met deuren slaan, maar willen hun maat helpen. Ze doen dat naar best vermogen en met al hun beperkingen. Zijn beste vriend tracht Anders eerst aan te moedigen, maar buigt na één kritisch tegenwindje om naar cynisme over zijn eigen duffe leven. Een scène die bulkt van de sarcastische, diepgevroren humor. Oslo, August 31st laat je achter met een klap op je kop en een glimlach op je gezicht.

Shame

Seksverslaving is niet voorbehouden aan vadsige ouwe rukkers. In Shame is Michael Fassbender een knappe gentleman die hunkert naar liefde en betekenis, maar met niemand in relatie treedt. Ruwe seks en verbale agressie houden een man overeind die compleet degenereert en mijlenver van zichzelf staat. Regisseur Steve McQueen snijdt diep tot op het bot en dwingt je ernaar te kijken. Zijn vizier zoekt geen zonderling, maar zwervelingen die anno 2012 geheel ontheemd zijn. Daarom is dit cinema die er keihard toe doet.

“Wij zijn geen slechte mensen, wij komen van een slechte plek.” Dat zegt Sissy Sullivan (Carey Mulligan) in tranen tegen haar broer Brandon (Michael Fassbender) nadat die haar verbaal met de grond heeft gelijkgemaakt.

Sissy is een drama queen die zich wentelt in haar slachtofferrol en naïef valt voor elke man die wel eens haar redder zou kunnen zijn. Brandon komt even ontwricht uit hetzelfde nest. Hij is uiterlijk geslaagd, met vette baan en dure flat, om na de kantooruren pijlsnel te ontmenselijken. Nog vlugger dan zijn ijskast zwaait de laptop open, in zijn zoektocht naar drieminutenfilmpjes porno, naar opwinding en afleiding. In the end zit hij er naar te staren. Deze vrijgezel en gentleman is knap en geslaagd, maakt moeiteloos vrouwen het hof, maar bakt er in relatie helemaal niets van. Zijn privéleven is innerlijk arm. Wat hij wil zeggen, schreeuwt hij uit. Wie hij wil liefhebben, duwt hij weg. Klaarkomen lukt hem enkel bij een prostituee.

Het pleit voor Steve McQueen dat hij geen werkloze, ranzige rukker met bierbuik opvoert als porn addict, maar voor een uiterlijk gezonde jongeman kiest die u en ik hadden kunnen zijn, knap en atletisch bovendien. Zijn verhaal is daarom even universeel en pijnlijk herkenbaar als dat van Brokeback Mountain van Ang Lee. Zo min als het in die prent over homoseksualiteit gaat, draait het in Shame om seksverslaving. In beide films staan de angst en relatieonbekwaamheid centraal die levens doen voorbijgaan zonder dat ze hebben bestaan.

Maar Shame is meer cinema dan Brokeback Mountain, waarin bergtoppen en weilanden als vanzelf voor mooie beelden zorgen. Het zijn de uitdrukkelijke fotografische keuzes van McQueen die zijn film tot op uitzonderlijk niveau tillen. De regisseur grijpt zijn kijker eigenhandig bij het nekvel. Met weinig woorden en zeggende beelden dwingt en sleurt hij hem genadeloos door de breintrip van zijn mentaal ontspoord hoofdpersonage. De doorgedreven, gebalde concentratie op één man-één verval maakt het onmogelijk weg te kijken en mondt uit in een claustrofobische slotsequentie waarin Brandon zich compleet in de nacht verliest, in cafés waar hij tuig uitdaagt, in darkrooms en bordeel. In een cinematografisch hoogstandje neukt hij twee opgestapelde hoeren te pletter en zie je alleen nog het beest en een man met heel veel pijn.

McQueen is zuinig in dialogen, maakt ze simpel en levensecht. Deze videokunstenaar opteert voor enkele parels van beeldsequenties die lang mogen duren. Prachtig zijn een lange jogtrip van Brandon die zijn vlucht van het leven moet uitdrukken en een openingsscène waarin hij uitgeblust een jonge vrouw in de metro blijft aanstaren, beide begeleid onder pianomuziek van Bach. Muziek die mildheid toont voor seksuele driften en de hunkering naar liefde doet opleven die erachter schuilt.

Toch gaat de grootste verdienste niet uit van regisseur of klassiek componist, maar ronduit van Michael Fassbender, die met zijn rol in Shame geheel terecht de prijs voor Beste Acteur kaapte op het Filmfestival van Venetië. Hij zet de figuur van Brandon neer als een schijnbaar vlotte en succesvolle man en vertolkt tegelijk weergaloos diens gehele ondergang.

Je vais bien, ne t’en fais pas

De verdwijning van haar tweelingbroer drijft een jonge vrouw tot wanhoop. Haar ouders gaan niet op zoek naar de waarheid, om zo zichzelf en ook hun dochter te sparen. Regisseur Philippe Lioret tast in Je vais bien, ne t’en fais pas de subtiele grens af tussen liefde en eigenbelang. Op welk punt wordt de zorg voor een ander een manier om de ander niet te verliezen?

Als de 19-jarige Lili (Mélanie Laurent) na een vakantie in Barcelona terug thuis komt in het Franse Vigneux, verneemt ze van haar ouders dat haar tweelingbroer Loïc is verdwenen. Hij had vijf dagen eerder een hevige ruzie met zijn vader (Kad Merad) en heeft zijn biezen gepakt. Sindsdien geen nieuws meer. Lili belt hem op, krijgt alleen zijn voicemail, hij belt niet terug. Haar ouders blijven er apathisch onder. Ze gaan door met de orde van de dag. Ze werken, koken, slapen. Hun overlevingsstrategie drijft Lili tot wanhoop. De verdwijning van haar broer onttrekt haar alle levenslust, ze eet nog nauwelijks en belandt in het ziekenhuis.

Tot dan is het verhaal dunnetjes, de film wat langdradig. De kijker blijft bij de les door het curieuze mysterie, de tedere vertolking door Mélanie Laurent en een geweldige soundtrack (AaRON – ‘U-Turn’). De scènes waarin een creperende Lili toch door ziekenhuisgangen holt, zijn evenwel ongeloofwaardig tot kolderiek. Maar dat maakt niets uit.

Want Je vais bien, ne t’en fais pas haalt zijn karakter niet uit de intrige rond Loïcs lot, maar uit de gewrongen relaties tussen hen die achterblijven. Die worden door zijn verdwijning alleen maar scherpgesteld. De prent wordt boeiend wanneer Lili van Loïc uit alle Franse steden brieven krijgt waarin hij er zich systematisch om verheugt ‘die eikel van een vader’ niet meer te hoeven zien. Telkens Lili de heikele passages leest, vlucht haar moeder (Isabelle Renaud) met een pan de keuken in en laat haar vader stoïcijns de beledigingen over zich heen gaan. Hij verteert van spijt en schuldbesef en is kwaad op zichzelf, maar er zijn genoeg televisieshows om die lastige gevoelens achter te verstoppen. En Lili, zij krijgt haar ouders niet wakker, bij vrienden Léa (Aïssa Maïga) en de charmante Thomas (een glansrol van Julien Boisselier) kan ze wel terecht. Die geven haar ruimte en ondersteunen haar keuzes. Je vais bien, ne t’en fais pas is in een zijverhaal een conflict tussen generaties en toont hoe verlies verlamt en relaties onder druk of in de verf zet – naargelang de interpretatie.

Toch is de film veel meer dan een mooie tranentragedie, stijl La Stanza del Figlio van Nani Moretti. Valt in Moretti’s film de clou al na een kwartier, met de dood van zoonlief, dan houdt Philippe Lioret tot het einde de spanning erin. Hij bedenkt een slot dat even eenvoudig is als geniaal en de kijker dwingt de hele prent te herdenken. Deze slimme regisseur ontwijkt alle evidente valkuilen. Waar je een uitval van Lili naar haar vader verwacht, kiest ze voor een gesprek dat minzaam is. Minzaamheid die voortkomt uit gedeelde smart, uit het inlevingsvermogen van wie pijn kent.

Je vais bien, ne t’en fais pas is liefdevol en teder en zit tegelijk vol stinkende wonden. Kan je je eigen rouwmethode opleggen aan een ander? Kan je uit liefde en zorg een te zachte heelmeester zijn? En hoeveel eigenbelang schuilt dan in die liefde? Zijn we bang alleen te zijn?

Harry, un ami qui vous veut du bien

Deze film was voor mij een openbaring, een mokerslag. Ik was de Michel uit de film en ik werd wakker geschud. Niet veel later nam ik ontslag op mijn vaste job en begon ik als freelance journalist. De inkt kruipt waar hij niet gaan kan.

Leven of geleefd worden

De doodvermoeide Michel wordt geleefd door zijn omgeving, tot hij een oude schoolmakker ontmoet die in zijn plaats orde op zaken stelt. Harry schudt het schrijftalent in hem wakker en doet dat koste wat het kost. Tot daar de synopsis van de fascinerende psychothriller Harry, un ami qui vous veut du bien van Dominique Moll. De regisseur verbindt in een uitmuntend scenario mysterie en suspense aan diepgang en levensvragen, zonder één moment te vervelen.

Moll heeft geen enkele flashback nodig om duidelijk te maken hoe Michel (Laurent Lucas) Franse les ging geven aan Japanners in plaats van romans neer te pennen, hoe hij geleidelijk afweek van het script dat in zijn genen werd geschreven. Michel laat zich namelijk een leven lang leiden door de grillen van zijn omgeving. Hij denkt de boel te sturen, maar wil vooral iedereen tevreden stellen. Hij is braaf en beleefd, zijn leven is een jacht en een helletocht, een aaneenschakeling van acuut brandjes blussen en dienstbaar zijn voor vrouw, kinderen, ouders en niemendal. Een fris idee steekt dan bij voorbaat onder de mat.

Het verrast dus niet dat oude schoolmakker Harry (Sergi Lopez) en zijn verloofde Prune (Sophie Guillemin) zich na een toevallige ontmoeting bij Michel en zijn vrouw Claire (Mathilde Seigner) weten uit te nodigen en er met geen stokken zijn weg te slaan. Wanneer aan de dis Harry moeiteloos een gedicht van Michel debiteert dat die nog voor de schoolkrant schreef, gaat in Harry, un ami qui vous veut du bien het bijzondere samenspel van start tussen een mysterieuze, creepy thriller en een fascinerend psychologisch portret. De intuïtieve Harry is de tegenpool van Michel en zegt alleen maar ‘ja’ tegen het leven. Hij wil dat zijn gastheer alles in het werk stelt om weer aan het schrijven te gaan en ruimt op bedenkelijke wijze daartoe de baan. Michel vindt het veel gedoe om niets en doet zijn vroegere schrijfsels af als puberpennenvruchten. Hij is dan ook een leven lang getraind in zelfontkenning. De permanente mentale afwezigheid die Laurent Lucas in Michel legt, is beangstigend geloofwaardig.

Regisseur Dominique Moll houdt het juiste ritme aan. Hij legt voldoende karakter in zijn personages via hun doordeweeks gedrag en verliest zich niet in zijwegen en toewijdingen. Hij vertelt het verhaal strak en verhoogt zo de suspense. Harry, un ami qui vous veut du bien is een geniale psychologische thriller die ongegeneerd toont hoe we ballast in ons leven scheppen en uitdagend de vraag stelt hoe ver je mag en moet gaan om je daar weer van te verlossen. Wat en wie verhinderen bevrijding? De film is verplicht voer voor al wie voor een doorbraak staat, maar moed mist. De recensie ervan hoort in de wachtzaal van elke psychologenpraktijk.

Cairo Time

cairo_time21
 Ode aan een vakantielief

Door de zachte fotografie en de prachtige soundtrack van Niall Byrne voel je in ‘Cairo time’ de temposlopende hitte van het woestijnzand. Een bescheiden zomerfilm in de juiste sfeer. Niet voor in de archiefkast en perfect te missen, dat wel. Behalve voor wie ooit dankzij een vakantielief zichzelf heruitvond en nog heel lang glimlachte.

Lees verder op Cutting Edge.