In Every Thing Will Be Fine hijst een schrijver zijn leven moeizaam op de schouder. Hij heeft een kleine jongen dodelijk aangereden. Een grootmeester als Wim Wenders bedient zich niet van dramatische scènes om te bewijzen dat dit sporen laat, er rolt geeneens een traan. Hij legt enkel een droef deken neer: vanaf nu gaan de dingen moeilijker en voor de rest doen we voort.
Wenders ontvouwt het verhaal als een complex gerecht dat zich in lagen prijsgeeft. Hij bedient zich van sobere beelden om treurnis en verwerking, doorzetting en grote eenzaamheid als permanente kleefband over zijn film te leggen. Een enig huis in een sneeuwlandschap, een stel lege ogen aan een schrijverstafel, een moeder die verhuist van de plek waar ze haar kind verloor. De zon op het gelaat van een zestienjarige jongen die moed vat. Vroegere geliefden die elkaar angstig aanraken, aan het aanrecht, op een weekdag.
Every Thing Will Be Fine is functioneel traag. De verteltijd lijkt haast met de vertelde tijd samen te vallen, de cruciale gebeurtenissen zijn met poëtisch geduld neergelegd, de kijker kruipt mee onder de huid en rilt. De scène rond het ongeval heeft een spanningsboog en een schoonheid die ik niet meer zag sinds de openingsscène van Inglorious Basterds van Quentin Tarantino. Ook hij gebruikte het desolate landschap en de traagheid als nagelbijters.
Thematisch sluit Wenders aan bij zijn vroegere werk. In Paris, Texas verteert een man de scheiding van zijn vrouw, in Der amerikanische Freund is kanker de boosdoener, Every Thing Will Be Fine draait om een dodelijk ongeval. Maar telkens biedt de protagonist op eigen, koppige wijze zijn moeilijkheden het hoofd. Liever door te zwijgen dan te praten, liever langs doorzetting dan langs analyse. Tot wanhoop van zijn geliefden en met alle relationele afbreuk die erbij hoort.
Every Thing Will Be Fine is schijnbaar simpel en er gebeurt niet onnoemelijk veel. De grote klasse schuilt ‘em ook in ontweken evidenties, in het schrappen van overbodige informatie of drama. We zien geen kind onder een auto liggen, geen bloed, geen traan. Een schrijver schrijft boeken, we weten niet waarover. Hij krijgt prijzen, maar speech en receptie worden ons bespaard. Hij begint geen relatie met de moeder van het kind dat hij heeft overreden. Die met liefde verwarde compassie is een pad dat immers al is platgetreden sinds pakweg de (uitstekende) films van Susanne Bier (Open Hearts, Things We Lost in the Fire en Brothers), 21 Grams van Alejandro González Iñárritu en Monster’s Ball van Mark Forster. Charlotte Gainsbourg blijft dan maar een keertje onbemind. Een keuze van Wenders die mijn hoogste respect geniet. Ik zou het niet kunnen.
Regie: Wim Wenders, Met: James Franco, Charlotte Gainsbourg, Rachel McAdams, Marie-Josée Croze, Julia Sarah Stone, Robert Naylor