We missen de moed om humor uit te leggen

De Casastrooksketch van De Ideale Wereld. Jammer dat hij tot gekwetste gevoelens en doodsbedreigingen moest leiden om onder mijn aandacht te komen, maar ik ben blij dat hij daar is beland. Want de sketch is geestig. Hij neemt de shopzieke burger te grazen die van alle koopjes op de hoogte is, maar niet weet waar op de wereld een oorlog woedt en zich er niet voor interesseert. Daar mag mee gelachen worden.  

Spitsvondig wordt in de sketch geïllustreerd hoe sommigen voor wat geurkaarsen uren in een wachtrij staan, iets wat een zinnig mens pas zou doen na jaren van oorlog en ontbering. Onderliggende boodschap: mensen vallen nog liever dood in de wachtrij dan een koopje te missen, ze weten niet wat het is om vanuit overlevingsdrang werkelijk dagen in de rij te staan voor wat water en brood. De dommige hebberigheid, het ongegeneerd kapitalisme terwijl de wereld uit mekaar valt: dàt en niets anders wordt hier flink door de mangel gehaald.  

Het is niet omdat er naar Gaza wordt verwezen dat er met Gaza wordt gelachen. Precies het omgekeerde is waar. De Ideale Wereld zegt: ‘wij zien jullie leed en wij schamen ons dat we nog altijd blijven shoppen.’ 

Alle begrip voor de VRT dat ze na doodsbedreigingen aan het adres van de makers het filmpje van haar socialemediakanalen heeft gehaald (en blij dat op VRTmax de sketch nog steeds te zien is), maar de duiding kon toch moediger. In VRT NWS Laat interviewt Aurélie Boffé voormalig DIW-host en cabaretier Jan Jaap van der Wal en ze vraagt of de grens van humor ligt waar de ander gekwetst wordt (van der Wal stemt half ontwijkend in). Ik vind het tien jaar na de moordraid bij Charlie Hebdo pover dat we die vraag nog steeds stellen, dat we nog steeds overwegen om satire aan banden te leggen wanneer er ergens iemand door gekwetst zou kunnen worden.

De grens, of de vraag over de grens, moet toch echt gewoon verder liggen. In dit geval zou de vraag kunnen zijn: ‘Is mijn humor of satire erop gericht om met menselijk leed te lachen?’. In casu is het antwoord toch duidelijk ‘neen’ en je bent verder niet verantwoordelijk voor verkeerd begrepen humor.

Beeld je even de woede in op de DIW-redactie: het team heeft in een intelligente sketch de Gazanen een hart onder de riem gestoken en wordt van het tegendeel beschuldigd en vervolgens met de dood bedreigd. Is het dan niet even aan hun baas, aan het management, om een streep in het zand te trekken, om het volop voor hen op te nemen? Om te duiden dat het schrappen van de sketch op sociale media uit veiligheidsoverwegingen gebeurt, maar om wel ondubbelzinnig uit te leggen hoe humor werkt en wat deze sketch betekent? 

Het is een kwalijke trend om te bukken als de wind waait – van waar die ook komt -, want je moet toch op pad. Neem een voorbeeld aan Harvard, dat op straffe van miljarden gemiste overheidssteun weigert te plooien voor Trump en haar eigen morele waarden onverzettelijk verdedigt.  

En het gaat niet over vrijemeningsuiting. Ik lees de opinie van Jeroen Bossaert van Het Laatste Nieuws, die een vergelijkbare kritiek aanbrengt, maar zich wel afvraagt: ‘mogen we niet meer lachen met oorlog?’. Ja, natuurlijk mag dat, maar daar gaat het niet om en gewoon wat lachen met oorlog en het leed van anderen is bovendien zelden geestig, het is humor uit de onderste schuif: legaal maar bedenkelijk. En in de zin ‘mogen we niet meer lachen met…’ zit ook telkens een ongevoeligheid verborgen voor hoe een ander de humor kan ontvangen. Een superioriteitsgevoel en een neerbuigendheid. Een pleidooi dat je ongegeneerd je gang mag gaan in al wat je vindt en denkt, hoor je mij dan ook niet geven.

Mijn vraag of oproep is moeilijker en vraagt om moed: leg je humor uit, je beweegredenen. Door je puur terug te trekken wanneer je humor niet begrepen wordt, heb je de ander nog steeds niet bereikt en blijft die gekwetst. Je denkt vrede te stichten maar op lange termijn vergroot je de polarisatie, duw je mensen verder de kanten van de achtbaan in, waar ze excuses ontvangen hebben omdat je liever het conflict vermijdt en zij zich bijgevolg gesterkt voelen in hun verongelijktheid.

Intussen krimpt dan de ruimte voor het tegensprekelijk debat. Het is hoogtijd dat we weer durven opkomen voor humor en satire, die in de hoek zitten waar de klappen vallen. Dat we de moed vinden om op te komen voor al wat onder druk staat, om complexiteit toe te laten en toe te lichten. Ik startte deze week als leraar Nederlands in het onderwijs. Ik ga mijn best doen om daar te beginnen.

Oslo, August 31st

Oslo, August 31sthttps://www.youtube.com/watch?v=0QpTqYoEzto

In de sleur van mijn leven

Een drugsverslaafde mag een dagje uit het afkickcentrum en zoekt zijn vrienden op. Dan vrees je voor een junk die scheldt, tiert en schopt in een film vol vuilbekkerij en geruzie. Je verwacht trauma’s en flashbacks. Niets daarvan in het poëtische Oslo, August 31st van Joachim Trier. Hij toont een gewone jongeman die de zin van het leven niet ziet. Wij vonden die alvast in de briljante montage, de pientere dialogen en de o zo onderkoelde humor van deze intelligente prent.

Trier opent met een beeldmontage door Oslo waarin tientallen stemmen een treffende herinnering aan hun stad uitspreken. Dat zet de toon. We zoeken allemaal naar schoonheid en een bakje geluk, voor hoofdpersonage Anders (Anders Danielsen Lie) is het wat langer zoeken dan voor zijn vrienden. Hij krijgt verlof uit de ontwenningskliniek na jarenlang aan het zwaarste spul te hebben gezeten. “Mijn ouders hebben mij alle kansen gegeven, ik heb het gewoon zelf verprutst.” In Oslo, August 31st valt met de beste crackneus geen jeugdtrauma of flashback op te snuiven. Het gaat om één dag in de sleur van het leven, druk voor morgen op repete. We zien een man die de praatjes beu is, de herrie van een feestje, de drukte om een boek. Een man die lacht als hij iets grappig vindt, ja dat doen zelfs de grootste depressievelingen.

Joachim Trier moet zelf deep down under hebben gezeten, want dit eenmansportret bulkt van tederheid, trefzekerheid en poëzie. Je hebt geen verleden nodig om je kapot te voelen, geen motief voor zelfdestructie, geen ticket naar de hel. Eén geniale montage brengt die waarheid weergaloos in beeld. Anders drinkt op zijn eentje een kop koffie en vangt alle gesprekken in de bar op, steeds verder van hem, steeds vager in geluid en beeld, als in een duizelingwekkende wervelwind van nietszeggendheid. Een fitte, jonge vrouw die voorbij jogt wordt door de camera denkbeeldig gevolgd, langs haar wilskracht in het fitnesscenter, tot in de keuken waar ze de boodschappen de koelkast niet in krijgt en huilend op het aanrecht leunt. We doen allemaal ons best en het is pokkenhard. In drie seconden verteld. Daarom gaan wij naar de cinema en lezen we geen boek.

Wonderbaarlijk ook hoe Joachim Trier haarfijn een depressie in beeld brengt en ons toch niet verveelt. Dit is geen François Ozon die beelden schiet van iemand die dood ligt te gaan (Le temps qui reste), maar eigenlijk leegheid met diepgang verwart. Geen Gus Van Sant die een wat saaie film draait om nihilisme neer te zetten (Elephant). Oslo, August 31st is veel intelligenter. Trier ontwijkt de clichés, is onnavolgbaar in zijn fijnzinnige humor en zet junkie en omgeving even vaak met de billen bloot. De vrienden van Anders gaan niet Hollywoody met deuren slaan, maar willen hun maat helpen. Ze doen dat naar best vermogen en met al hun beperkingen. Zijn beste vriend tracht Anders eerst aan te moedigen, maar buigt na één kritisch tegenwindje om naar cynisme over zijn eigen duffe leven. Een scène die bulkt van de sarcastische, diepgevroren humor. Oslo, August 31st laat je achter met een klap op je kop en een glimlach op je gezicht.