Kerst, omdat het moet

Als je zo met kerst eens ergens anders zit, niet aan een feestdis met je warm gezin. Dan zie je het. In sommige families is het vet al lang van de kalkoen. Gesprekken, hoe gaat het écht, vallen te vermijden, veldrijden houdt de tafel recht. Op naar binnen geplooide bierkaartjes: ingeslikte woorden, worden ook dit jaar niet uitgesproken, ze stutten. Het is stuitend wat niet wordt gezegd.

In sommige families zijn ze met te veel door de modder gegleden, verloor iederéén zijn gezicht. Gezamenlijk doel: Mathieu Van der Poel, achter hem slibt alles dicht, het peloton kookt alleen nog uit een magnetron. Ze kijken naar elkaar en patineren: dit jaar niet bij ons. Dan maar op café, dat kerstdiner.

Ik zit in Bistro Kurt – Eten en Drinken en die doet niet meer dan hij belooft. Vol-au-vent, entrecôte, pasta bolognaise, aparte potjes gruyèrekaas, van die smalle witte, ze kantelen als je er twee vingers in steekt, wie verzint zoiets? Fijne Kerst, Joyeux Noël, Happy Christmas, Frohe Weihnacht, Feliz Navidad op papieren leggers voorgedrukt, de sfeer zit erin.

Aan de tafel voor mij zat een gezin van vijf, maar de zus moest vroeger weg. De twee broers zijn niet naar het midden, naar de lege ruimte opgeschoven, blijkbaar te lam. Het viertal eet nu in een parallellogram, in een scheve hoek, dat zit goed om schuine moppen op te vangen, maar het praat zo stroef en met een hernia.

De uiterst rechtse broer checkt zijn Strava, hoeveel man heeft zijn looptijd al geliket? Te weinig. Hij heeft er snel aan toegevoegd: ‘15km door modder geploegd. Mijn trappist nu wel verdiend’. Lees: hij is geen nerd, gewoon sportief. Hij neemt een foto van zijn glas. Aan de tafel voor mij gaat het gesprek terug naar af.

Daarachter, aan het raam, in een hoek: toch hartelijkheid. Voor een meisje is het uit met haar lief, ze toont tranen. Ze stort zich uit, half-half, binnen het nieuw samengesteld gezin. Houdt zij de moed er nog wat in? Haar moeder, tenslotte, heeft toch jaren moeten zoeken, haar pa nog steeds alleen. Ik leg een deken om haar heen, in mijn gedachten.

Mijn frieten worden wak, onderaan in deze gekunsteld ambachtelijke puntzak. Hij staat in een gekrulde houder van de Primark. Ik zou er liever bloemen in verwerken, ze Banksy-gewijs naar dat meisje werpen, als ware het een handgranaat. Van haar handlanger, haar toeverlaat, haar surrogaat-vader. Ik reken af. Misschien iets voor volgend jaar.

“Christmas, that’s family time”? Als het rondom knusjes is, is het makkelijk praten. We hebben niets in de gaten, voorbij onze dampkring. Op kerstavond is het mistig buiten, we keren binnenin. Mijn ma heeft sinds Sinterklaas het eten klaar, mijn pa kiest de beste wijnen.

Het voelt net even anders als alles van je verglijdt, als je wegkwijnt aan de fondue, gekeerd in je pannetje. Je broers staan hun mannetje, weten je weer te ondermijnen, je ouders zich weer eens niet te onderscheiden – niet van je meubilair.

Zit je in zo’n zijportaal, dan hoeft niemand je iets wijs te maken, je weet het allemaal. Dat kerstverhaal? Daar zijn we veel van vergeten, van het kribbetje behoorlijk afgeweken. Jozef en Maria: die vinden wel iets, ni? Ze kunnen boeken met Airbnb. In De Warmste Week hebben we al alles gegeven, en die vriend – die zijn vader verloor? Die heeft mijn berichtje gekregen. Sterkte. En moed.

Ik vraag me af wat hij voelt als hij zijn laptop open doet. Kom je eind december Facebook langs achter ingereden, ver van de private sfeer, langs het koude plein publiek, dan zal niemand je storen, er is niemand die je ziet. Neem jezelf een stoel. Iedereen plakt tegen de façade, tegen het raam hun smoel. Daartussen nog net een smartphone gepropt. Gezinnen willen worden gezien, liggen te vertakken over stoep, bomen, tot op straat. Aandoenlijk. Je kunt heelder huizen leegroven, op kerstdagen worden alleen maar selfies genomen. Koppeltjesgeluk is er nu “al veertien jaar lang”, lees ik. “And still counting.” Sla je slag, ga je gang, neem ze in hun hol. Ze zien je niet komen. Hun lens valt neer achter hun kruin, hun schaduw landt in hun stadstuin van Eden.