Waarom ik (minstens even) afhaak van Groen

Foto: Nadia Naji en Jeremie Vaneeckhout, voorzitters van Groen (bron: Wablieft)

Dat Groen bij deze provincieraadsverkiezingen bijna 1 op 3 kiezers verloor, is pijnlijk. Dat de partijtop die realiteit opnieuw onder de mat veegt, is niet langer aan te zien. In juni stonden partijvoorzitters Jeremie Vaneeckhout en Nadia Naji haast te springen van opluchting omdat de schade ‘nog meeviel’ (28% verlies) en tot vandaag klinkt het op de homepage van Groen alsof de partij in juni een eclatante overwinning boekte: ‘De verkiezingsuitslag van 9 juni 2024 bewijst dat Groen sterk verankerd is als partij’.

Zondagavond klonk de reactie van Nadia Naji: ‘de tijd was te kort om sinds juni het tij nog te keren’. Geen enkele analyse of inkeer. We zijn vier maanden na juni en conclusies zijn nog steeds niet getrokken. Dat je geliefde partij recht het ravijn in rijdt, moet je voor lief nemen.

Dat tastend gebrek aan urgentie doet mij minstens tijdelijk afhaken als Groen-kiezer. Groen rekent op mijn stem omdat het klimaat naar de haaien gaat en ik dus niet anders kan en omdat ik mijn schuldgevoel voel knagen wanneer ik het racisme dat zij bestrijden niet radicaal genoeg afwijs door hen die stem een keertje niét te geven. Groen rekent op het burgerschapsgevoel van zijn trouwe kiezers, maar die kiezers zijn uitgeput. Ze moeten alleen maar geven aan een behoorlijk luie partij, hun persoonlijke behoeften worden niet gezien.

Zondag koos ik niet voor Groen en ik voelde me vederlicht. Een last die niet bij mij hoeft te liggen, wierp ik af. Ik koos voor Vooruit, omdat die partij niet alleen opkomt voor betaalbaar wonen, openbaar vervoer, welzijn en cultuur, maar ook bereid is hard op te treden tegen hen die mijn veiligheid in gedrang brengen of zich asociaal gedragen.

In de verkiezingsfolders van Groen staat geen woord over sluikstorten in Borgerhout, drugs en verslaving, agressief auto- of fietsrijgedrag, steps die over je voeten rijden of blikjes op je vensterbank en mijn Pakistaanse nachtwinkeluitbater die na vijftien jaar nog altijd in het Engels met me spreekt en me zo ongewild van mijn omgeving doet vervreemden, mag vooral niet gediscrimineerd worden. Wanneer benoemt Groen mijn bezorgdheden en koppelt het daar oplossingen aan? Liggen haar antwoorden in jeugdwerking en vrijetijdsaanbod, in anti-discriminatie? Misschien in de verbinding die we met elkaar aangaan op de Reuzenstoet of aan een kilometerlange tafel waarrond we éénmaal samen eten? Zeg dan ook dat dat volgens jullie de oplossingen zijn voor problemen die je dan eindelijk eens benoemt. 

De kritiek tijdens het zaterdagavonddebat dat door de lage-emissiezones vooral mensen met lage inkomens zich geen geschikte wagen kunnen veroorloven, werd door Nadia Naja noch weerlegd, noch werd er empathie voor opgebracht. Het antwoord was dat ook arme mensen in haar Molenbeek “recht hebben op schone lucht”. Die LEZ-zone moet je slikken, want ze is nodig. Haar ideologie ligt zo gebetonneerd dat haar voelsprieten naar de ruimere omgeving zijn afgestompt.

Antwerps kopstuk Bogdan Vandenberghe erkende in De Zevende Dag gelukkig wel dat handhaving in het drugsbeleid nodig is, maar bracht daartoe geen enkel eigen idee aan, terwijl Jos D’Haese en Kathleen Van Brempt duidelijk spraken over de harde aanpak van straatdealers, de opheffing van het bankgeheim (PVDA) en het jagen op drugscybernetwerken (Vooruit). Groen kwam niet verder dan de invoer van gebruikersruimtes en dus symptoombestrijding. Hoe gaat Groen de drugsbarons de stuipen op het lijf jagen? Kan het ocharmeverhaal een keertje opgenomen worden in een totaalplan dat àlle aspecten van een problematiek countert?

In een antwoord op het sluikstorten komt Vandenberghe aanzetten met het idee om op de vuilzakken ook in het Arabisch, Engels en Frans uitleg te plaatsen. Alweer het medelijdenmantra. Groen begrijpt niet dat je nieuwkomers ongewild van de samenleving uitsluit door ze op hun taalwenken te bedienen. Groen mist de tijdsgeest en volgens hen ligt dat aan de tijdsgeest.   

Overtuigde groenen leggen de standaard van hun onbaatzuchtig engagement op aan mensen die daar geen tijd, geen oog of geen geld voor hebben. De zorgen of ideeën van die anderen nemen ze niet meer op want die zouden dat engagement wel eens in de weg kunnen zitten. Ik kwam zondag op voor zowel mijn morele principes als mijn persoonlijke belangen, die ik niet langer vanuit een hogere moraal heb onderdrukt. Dat lucht op.

Behandeld als grote mensen

vrijheid

Het is ik-weet-niet-hoe-lang geleden. Maar vandaag, 7 april 2016, had ik nog eens het gevoel in dit land als grote mens te worden behandeld, als volwassen vent die zijn eigen keuzes kan maken. Minister van Werk Kris Peeters (CD&V) komt met een uitgewerkt voorstel om de 38-urenweek af te schaffen en om overuren cash uit te laten betalen. Stel je voor dat we voortaan nu eens echt tot 45 uur per week kunnen werken (waarom zelfs niet meer?) zonder dat een vakbond ons handje komt vasthouden – of moeten we zeggen: ‘komt strelen’? – en in onze plaats weet te orakelen dat dat niet goed is voor ons welzijn en we een burn-out gaan krijgen. Beeld je in dat ons geen Daens-complex meer wordt aangepraat omdat we toevallig goesting hebben om voor onze boeiende job een tandje bij te steken, om een collega en chef gelukkig te maken en klanten tevreden te stellen. Dat eens simpelweg aanvaard wordt dat wij kicken op eens goed doorvlammen en uren kloppen en dat wij ons met plezier laten ringeloren door die sluwe snoodaards van het patronaat. Met onze knieën op een meetlat slagersvloeren schrobben, onder de dreiging van nare lederen zweepjes. En de chauffage die te laag staat. Kom maar af, spank me! And show me the money.

Met dat geld neem ik op kalme weken een citytrip en drink in the late night bar een cocktail op de gezondheid van alle stervelingen die zogezegd hun rechten niet hebben kunnen verdedigen en aan wie ik mijn midweekvakantie te danken heb. Hoe mooi zou dat zijn? Eindelijk gerechtigheid voor de zelfdenkende, mondige burger, eindelijk tot wasdom verwelkomd. Avondlijk thuiswerk dan toch eens gewoon wettelijk verzekerd voor het geval ik met mijn oog op mijn balpen in slaap val.  Eindelijk bevrijd van schavuiten die hun fans tellen en zonder te checken poneren de rechten te verdedigen van ook al wie niét als angsthaas lidgeld betaalt voor een club die ons tegen wie-weet-ooit-eens-welk ontslag of verlies van verlof op Pinkstermaandag wil beschermen. Wat zou dat goed voelen!

Mijn verbeelding was nog maar net geprikkeld door de heer Peeters, of ik werd zot van glorie door een voorstel van Jong Groen. Die frisse knapen willen mij de kans bieden om een paar goede vrienden gelijk te stellen met erfgenamen in de tweede graad (mijn broer of zus dus). Ronduit fantastisch is dat. Naar hun plan kunnen een vriend en ik dan erfgenaam van elkaar worden en verlof krijgen voor elkaars huwelijksfeest of begrafenis. Doe maar eens heel zot en tel de voorstellen van Kris Peeters en Jong Groen op. Dat zou betekenen dat wij zeggenschap krijgen over werk en vrienden, over wat we de hele dag uitvreten dus en over wie we graag zien. Dat kan toch bijna niet de bedoeling zijn van politiek? Ik die dacht dat ons uitspreken over een brug over ’t Scheld of over een vrijhandelsakkoord met Oekraïne het maximaal haalbare was. Neen, hoor.

Het voorstel van de jonggroenen komt er allicht nooit in de bonusvorm waarin ze het zelf voorstellen en dat zou ook niet goed zijn. Nog wat meer verlof kunnen onze bedrijven niet aan, me dunkt, ‘de concurrentiekloof met de ons omringende landen’, je weet wel. Maar gooi dit prachtige kind niet met het badwater weg en laat mensen kiezen: familie of vrienden. Een oude broer die je talent en speelgoedautootjes achttien jaar wist te kraken, op diens begrafenis hoef je niet te zijn. Het geld van je vader die je even lang misbruikte, hoef je niet te hebben. Geef mensen munitie om zich daarvan te verlossen, zorg dat ze hun verlofdagen en erfenissen zelf moeten kiezen – ruil een familielid voor een vriend – en doe hen loswrikken van de ketens die hen al een volwassen leven lang omknellen. Beloon de vrienden die hun waarden delen, die je met wodka en woorden door je donkerste uren hebben gesleurd, daar in dat putje van de nacht. Het voorstel van Jong Groen kan helend zijn voor hele generaties.

Het sprankelende idee van deze vrije denkers leidde mijn gedachten ook af naar de begrafenis, jaren geleden, van een vriend. Pas een week nadat het uit was met zijn liefje, kwam hij tragisch om het leven. Dat meisje had jarenlang de diepste intimiteit met hem gedeeld, maar liep nu alleen in de begrafenisstoet, ver achter de broers en zussen die elkaar stutten en zonder een arm om haar heen. Want het was toch ‘uit’, dus viel de jongedame ook uit de familie, die altijd voorop loopt. Je reinste eenzaamheid, opgedrongen door kaders en rituelen.

Ironisch genoeg zullen Kris Peeters en Jong Groen nooit elkaars ontketenende plannen verdedigen. Ik zie de groenen niet meteen een voorstel steunen dat werkgevers ademruimte geeft en vakbonden enigszins kan verontrusten. Daarvoor schurken ze te dicht tegen de socialisten aan en zien ze te weinig in dat ze eigenlijk een modern, hoogopgeleid en kritisch kiespubliek dienen dat beslist voor zichzelf weet te zorgen, vooral voor de staat naar Brussel treint en alles wat staking heet fors beu is. Evenmin zie ik de christendemocraten plots gewillig de hoeksteen van de samenleving onderuit halen en een dikke maat of een ex-lief waarmee je nog knuffelt, met je moeder gelijkstellen.

Toch dienen beide partijen met deze voorstellen dezelfde burgers. Zij die willen gaan waar ze willen en staan waarvoor ze staan. Zij die bewuste keuzes maken, wars van tradities. Zij die naar eigen wens hun loopbaan willen vormgeven. Zij die geen paperassen willen invullen voor elk klein recht. Zij die van job zouden veranderen als hun fiets gratis op de trein kon. Zij die wel geld zien zitten in plaats van een bedrijfswagen. Geef ons politici die alles in het werk stellen om ons vrijheid in plaats van veiligheid te garanderen. Die alles geven om ons voor altijd gerust te laten.