
Amerika en de hele wereld staan in brand. Black Lives Matter spat van de straatstenen, woede komt verwoestend naar buiten, verdrukte stemmen schreeuwen zich schor, ze krijgen eindelijk een venster van aandacht.
En dan zijn er altijd mensen die zeggen: “alle levens doen ertoe”. En eraan toevoegen: “In Zuid-Afrika worden er nu ook blanken vermoord, hoor. En in Turkije en het Midden-Oosten christenen. Als je het over racisme wil hebben, moet je daar ook over praten.”
Theorie alleen is niet genoeg
Gaan we uit van de goeie bedoelingen van deze mensen, dan kunnen we stellen dat ze streven naar een objectieve benadering. Ze waarschuwen voor tunnelvisie, wijzen erop dat racisme zich in alle gedaanten kan manifesteren en dat niet alleen zwarten gediscrimineerd worden – en zij zich dus niet slechter behandeld hoeven te voelen en het thema eigenlijk niet mogen opeisen.
De moeilijkheid om met deze mensen in discussie te treden ligt erin dat ze puur theoretisch gelijk hebben en vaak ook puur theoretisch denken. Maar ‘gelijk hebben’ zit niet alleen in ratio en feiten op papier. We zijn daar in het westen wel geweldig mee opgegroeid, maar er spelen ook andere factoren in ‘gelijk hebben’ of ‘gelijk krijgen’. Ook het gewicht en de timing van je inbreng tellen mee.
Over het ‘gewicht’ denk ik dat die inbreng in deze kwestie te licht weegt. Natuurlijk zijn er overal ter wereld vormen van racisme, in vele gedaanten. Maar het racisme naar zwarten is toch duidelijk een wereldwijd probleem dat zijn historische wortels kent in kolonialisme en slavernij en in die zin zo hardnekkig blijft voortleven. De beeldvorming over de zwarte als minderwaardige dienaar of ‘wilde’ die gecultiveerd moet worden, is er bij witte mensen jaar en dag ingepompt, om kolonisering en slavenhandel te vergoelijken of propaganderen. En dat kent in onze hoofden zijn uitlopers tot vandaag. Het gaat om een structureel en systemisch probleem op wereldvlak. Dus lijkt me een grote focus op Black Lives Matter niet meer dan terecht, want hier is enorm veel werk te verrichten, nog altijd en over zowat de hele wereld.
Daarnaast is er de timing van deze ‘all lives matter’-opmerkingen en dan stappen we het domein van de empathie binnen. Op dit moment de Black Lives Matter-protesten gaan relativeren door het over andere minderheidsgroepen op bepaalde plekken in de wereld te gaan hebben, is op zijn zachtst gezegd ongelukkig te noemen. En scherper gesteld is het vooral kwetsend.
En ook nu moet je zwijgen?
Het geeft zwarte mensen vooral het gevoel dat ze ook nu weer moeten zwijgen. Ze zaten met aanhangers samen rond één hypergeconcentreerd en ijzersterk debat, rond één kaars, zeg maar, en dan komt er iemand extern de neonlampen aanfloepen, ‘om het debat breed te houden’. Maar het debat moet niet opengetrokken worden, want nu gaat het over Black Lives Matter en dat mag en moet er zijn.
Bij dat kaarslicht valt genoeg te ventileren en te delen over racisme, discriminatie en politiegeweld. Er kunnen tegenargumenten of verzachtende verklaringen worden aangebracht, dat wel, maar dan wel binnen dit thema. Denk aan stedelijke criminaliteit in bepaalde wijken en de nood aan orde en gezag, de angst van het politiekorps en Trump die de gemoederen verhit. In dit gefocust debat mag ook herinnerd worden aan knielende agenten – het zijn niet allemaal racisten. Er wordt ook gepraat over hoe breed, verborgen en geniepig racisme zich vertoont: in minder job- en opleidingskansen, in gesmoorde stemmen, in zwarte professoren die door kranten niet voor hun dossierkennis worden opgebeld, maar wel eenmalig voor hun verhaal over racisme – voor in de Black Lives Matter-weekendbijlage. Het gesprek bij kaarslicht gaat over verdachtmakingen, over aangesproken worden in kreupel Frans, over wat een schattig kroezelhaar gij wel niet hebt, over zogezegde complimenten dat ge toch wel goed op tijd zijt voor een Afrikaan, over uw anders zijn de hele godganse dag.
Laat deze mensen zich uitspreken en luister nu eerst naar wat ze zeggen, alvorens er andere zaken bij te sleuren. Het is mensonterend om net op zulk kwetsbaar moment, na de dood van Georg Floyd, te moeten horen dat je alles ook een beetje moet relativeren. En zeker als dat opgelegd wordt vanuit een vergelijking die maar half steek houdt, er slechts in de verte mee te maken heeft.
In volle redevoering, in het midden van je emotioneel betoog, word je abrupt afgebroken door een manke vergelijking, een niet ter zake doend en ver verhaal uit Syrië. Weg sfeer, weg erkenning. Je toont je een groots debater met gevoel voor rede en zeker geen ‘woedende neger’, dus je vermant je en slaat instant aan het googelen: ‘wat zijn koptische christenen?’. Je duwt je tranen terug, je slikt je pijn door.