All of Us Strangers

(copyright: Entertainment Weekly)

Met tedere hand naar de kindertijd

In een flat van een wolkenkrabber in Londen reist de eenzame Adam (Andrew Scott, Fleabag) in een beeldrijke fantasie naar zijn kindertijd, voert er onuitgesproken gesprekken met zijn overleden ouders, tracht zijn eightiesplaten terug te draaien tot voor het moment waar het mis ging. You were always on my mind, hoort hij zijn ouders zeggen. Alsnog. Het briljante All of Us Strangers gaat over de nood aan liefde en erkenning, over spijt en pogingen tot herstel. Regisseur Andrew Haigh neemt geen enkele omweg naar je hart, naar je pijn.

De ouders van Adam (Claire Foy en Jamie Bell) kwamen om in een verkeersongeval toen hij elf was, maar dat doet er haast niet toe. Elke kijker met een vertroebelde relatie met zijn of haar ouders zal zich herkennen in het verhaal, ze hoeven daarvoor niet dood te zijn, onbereikbaar voor commentaar of mank in het gesprek is voldoende, met hun dovemansoortjes aan.

Haigh ontwijkt met een slimmigheid de clichématige flashbacks door Adam niet als kind maar als volwassen man naar zijn ouderlijk huis te doen trekken, waar hij zijn ouders ontmoet zoals ze eruitzagen in 1987, jonger dan hij nu. Hij maakt All of Us Strangers daarmee ook filmisch interessant, want ruimte, mode en visies uit verschillende tijdperken raken zo met elkaar vermengd. Adams moeder reageert op zijn coming-out uit 2024 vanuit denkbeelden van de jaren tachtig en de humor van de scène kan je niet ontgaan – hoe pijnlijk ze tegelijk ook moge zijn.

Deze creatieve vondst van Haigh laat vooral toe om te vertellen waar zijn film écht over gaat en dat zijn geen herinneringen aan dialogen uit het verleden, maar ingebeelde gesprekken van vandaag. Het gaat allemaal om wat Adam zo graag nog had willen zeggen, over uitwissen wat wel is gezegd, over de ontembare hunkering naar erkenning van wie hij is door de mensen die hij het liefst ziet. Als de grote Adam in krappe eightiespyjama bij zijn ouders in bed kruipt, weet je niet of je een bulderlach moet onderdrukken of een traan moet wegduwen.   

Bij heling van geslagen wonden hoort troost in huidige armen. Die vindt Adam bij de wat jongere Harry (Paul Mescal, Normal People), een andere verloren ziel in het desolate gebouw die lichtjes beschoten bij hem aanklopt met een fles tequila. Het aftasten, de aarzeling, de mengeling van lef en behoefte aan gezelschap van Harry daar aan de deur, de onderdrukte blijdschap, angst en verwarring bij Adam: het zit allemaal in blikken, houdingen en bewegingen, het schuilt in kleuren en timbre. De intimiteit loopt voortdurend doorheen deze wondermooie film en wil je weken, maanden in de hand houden. “It’s a long time ago”, zegt Adam over het verlies van zijn ouders. “I don’t think that matters”, antwoordt Harry. De liefde tussen beide heren is er één die je zo gelooft en het talent van de acteurs laat je verbluft achter.   

Hoeveel door hem verzonnen is en wat Adam echt beleeft, is voer voor discussie en kan je nagaan in Youtube-filmpjes, mij niet gelaten. Mooier is het om dit in het midden te laten en je te laten vervoeren, je te laten openbreken door deze doorklievende prent. All of Us Strangers is van een haast onnavolgbaar niveau in zijn biopsie van het diepe verlangen van de mens om gezien en geliefd te worden en gaat helemaal naar de kerncellen. De beleving van je kindertijd, de gepaard gaande spijt, de klok willen terugdraaien, de wens erkend te worden in je anders zijn, in je eigenheid. All of Us Strangers gaat ons allemaal aan.