
Een hoogleraar letterkunde krijgt te horen dat ze vroegtijdige alzheimer heeft. Met die synopsis zet je je schrap voor een aftakelingsdrama vol meelij, maar regisseurs Richard Glatzer en Wash Westmoreland houden het hoofd rechtop. Still Alice is een ode aan de volharding en de waardigheid. Aan jezelf blijven, om het even wie.
Je kan natuurlijk mikken op de makkelijke traan. Zet een camera op het hoofdpersonage en laat ze scène na scène aftakelen, breng familieleden rond het sterfbed en doe hen handjes knijpen, monteer er flashbacks uit betere tijden op. Miljoenen bioscoopgangers zullen verdrinken in een tranendal en je haalt de weekendfilm.
Gelukkig gaan Glatzer en Westmoreland resoluut voor de secundaire emotie en je ogen worden er even nat van. Raak je door hun film bewogen, dan is het om de volharding waarmee Alice (Julianne Moore) overeind tracht te blijven, de trucs die ze bedenkt om haar geheugen te oefenen, de toertjes die ze gaat joggen om fit te blijven en zo ook haar geest te voeden. Het roeien tegen een vernietigende modderstroom. Het is niet de aftakeling van Alice die betrokkenheid wekt, wel haar kracht om er tegenin te gaan. Die keuze van de regisseurs is niet alleen filmisch interessanter, maar brengt ook meer eer aan dementerende personen. Mensenrechtenorganisaties voor mensen met een beperking of ongeneeslijke ziekte hebben er een voorbeeldfilm bij. Hier staat de mens centraal, niet de ziekte.
Je kijkt mee in het hoofd van Alice. Dat is voor een groot deel te danken aan de verbluffende vertolking van Julianne Moore. Zij weet de overlevingsdrang, maar ook de woede, de frustratie en de hulpeloosheid waarmee ze kampt, met finesse en dosering neer te zetten. Een korte scène waarin ze haar dochter niet meer herkent, is van een onpeilbare klasse. Moore werd begrijpelijk met een Oscar onthaald.
Toch doet ook de cinematografie haar deel van het werk. Als Alice tijdens het joggen de weg kwijtraakt, zien we de camera om haar heen tollen, je leeft mee in haar radeloosheid. Op weg naar een receptie na een theatervoorstelling, wordt Alice in de rug gefilmd, de mensen rondom haar worden wazig weergegeven, stemmen klinken rumoerig en bedreigend. Je voelt haar angst om en plein public af te gaan. “Ik wou dat ik kanker had”, zegt ze daarover.
Kritiek die je kan geven, is dat Still Alice weinig conflict in zich draagt. We zien slechts gering hoe de ziekte een partnerrelatie ondermijnen kan, Alices man John (een prima Alec Baldwin) blijft toch voornamelijk begripvol. Zijn angsten blijven buiten beeld, alsook zijn mogelijk verlangen naar groener gras.
Toch kent Still Alice een uitstekend zijverhaal, langs de spanningen tussen de kinderen van Alice en John. Het is aan de keukentafel op geen moment een happy family, ze komen samen omdat het moet. De spanning en tegenstellingen zitten in details verscholen, de kijker verstikt mee in de krappe familiekring. Heerlijk sarcastisch en echt. Glatzer en Westmoreland lijken bij momenten wel Deense cineasten – denk aan Festen, Brothers, The Legacy.
En dan is er nog Kristen Stewart. Ze heeft een kluif aan een moeilijke bijrol, als dochter van Alice, maar zwaait af met brio. Ze vertolkt tegelijk liefde voor haar moeder en onderdrukte irritatie,schijnbare nonchalance en groots engagement, angst en overgave. Gebald in een kleine rol, maar geheel geloofwaardig. In een memorabele slotscène tussen Stewart en Moore zit er wel heel erg veel talent op één plekje sofa.