En de scheidsrechter moet maar zwijgen?

Umut Meler, scheidsrechter bij Club Brugge-Atalanta (copyright: en.haberler.com)

Als Philippe Geubels en de VRT voor Taboe door hun voorraad paria’s en pechvogels heen zitten, heb ik een suggestie: nodig eens vijf voetbalscheidsrechters uit. Ik wil er dan wel eentje van zijn. Als dank om naar best vermogen 90 minuten aan één stuk door spelfases te beoordelen, wordt deze minderheidsgroep wekelijks met pek en veren ingesmeerd. Scheidsrechters zijn de nieuwe vluchtelingen. Het kan geen kwaad dat tv-kijkend Vlaanderen eens hoort hoe dat zoal voelt.

Dat sommige fanatieke supporters zich aan refbeledigingen bezondigen, is op zich al verwerpelijk, maar kan ik relativeren. Zij zitten in een cocon waarin ze elkaar gelijk geven en objectiviteit schaadt alleen maar de groepssfeer en het gevoel van eigenwaarde. Het valse idee dat ze benadeeld worden, komt hen goed van pas: ‘hadden we zoveel geluk als club B, dan stonden we nu eerste!’, zeggen ze bij club A. Geef de schuld aan de scheids en je blijft in de illusie leven. Alle scheidsrechters die ik ken halen hun eer en hun plezier uit zo zuiver mogelijk spelfases beoordelen. Wie het spelletje wint, dat boeit ons voor geen meter. Helaas gaat dat er bij de verongelijkten niet in.

Heel wat professionele voetballers en trainers gooien olie op het vuur door steeds weer naar de ref te wijzen (en er pro forma aan toe te voegen: ‘we moeten het daar niet op steken, wij hadden onze kansen moeten afmaken’) en dat is beschamend. Dat voetbaljournalisten nog eens poken waar het pijn doet, is op zijn zachtst gezegd bedenkelijk. Vooral bij het systematisch gebrek aan wederwoord van een scheidsrechter zoals we dat vandaag kennen.

Deze column kan ik al jaren elke week schrijven, dus als doorsnede neem ik dan maar vorige week, met voorop de Champions Leaguewedstrijd van Club Brugge en de Europa Leaguematch van Anderlecht.

Vervloekt om de regel te volgen?
In Club Brugge-Atalanta kent de scheidsrechter een penalty toe aan Club. In de betreffende fase loopt Atalantaverdediger Hien met de bal weg uit het strafschopgebied, maar hij raakt de achternazittende Gustaf Nilsson met de hand in het gezicht. Volgens de scheidsrechter penalty en volgens mij ook. Op het moment van contact met de neus van Nilsson is de arm van Hien geheel horizontaal uitgestrekt en zijn hand komt zelfs boven zijn schouder uit. Dit is niet hoe je natuurlijk loopt en hij slaat ook nog eens zijn arm naar achteren. Met die beweging breng je de integriteit van je tegenstander in gevaar. Fout volgens het boekje. Sporza-journalist Tom Boudeweel: “Als zo’n fout op de rest van het veld gebeurt, wordt die altijd gefloten.”

Boudeweel voegt daaraan toe dat de norm voor een penalty wat hoger ligt. Dat betekent dat de fout voldoende groot moet zijn voor die strenge bestraffing. Met permissie, maar dan begin je de regels enigszins naar je hand te zetten. Misschien wel terecht, want het gezond verstand mag ook zegevieren, maar een arbiter kapittelen (niet door Boudeweel) omdat hij strikt de regels opvolgt, is al te gek en toch is het schering en inslag. Als je het moeilijk hebt met de wet, val de wet dan aan in plaats van de rechter. Suggestie: schaf strafschoppen af of beperk ze tot overtredingen binnen het strafschopgebied waarmee een rijpe doelkans wordt verhinderd.

Dat de sportman opstaat
‘Sorry, mijnheer, voetbal is emotie.’ Het is het meest gehoorde excuus waarmee spelers zich na de wedstrijd komen excuseren nadat ze je hebben uitgescholden. Dat is onjuist. Voetbal – en al zeker profvoetbal – is je emoties onder controle houden, je als een sportman, een gentleman gedragen. Zoals in het rugby of het hockey.

De zo gelauwerde Charles De Ketelaere, kind van het Brugse huis maar nu in loondienst bij Atalanta, heeft die status van sportman alvast nog niet bereikt. Volgens hem was de scheidsrechter ‘heel arrogant’ en zou ‘op honderd mensen niemand dit een penalty noemen’ (alvast commentatoren Marc Degryse en Frank Boeckx hoorden al niet bij die honderd) en was het allemaal ‘heel oneerlijk’.

Of zijn dat eerder de trainers die de scheidsrechter beledigen?

Zijn trainer Gasperini liep woedend en fulminerend weg en sprak van een schande, “alle tv-analisten zouden hem gelijk moeten geven” en “je kan commentaar geven over de volledige match, maar je kan je ook beperken tot die ene fase, want die bepaalt het resultaat”. Geen enkele interesse in de stem of de argumenten van de scheidsrechter, maar liever handig je eigen falen maskeren. Het indommelen van zijn linksback of het falen van zijn invaller voor een bijna lege goal waren even bepalend.

Geen wederwoord
Toch gaat het in Sporza-artikels of in tv-studio’s niet over het wangedrag van Gasperini of de beledigingen van De Ketelaere. Nooit lees je een titel ‘Gasperini gaat boekje volledig te buiten’ of ‘Haatspeech De Ketelaere shockeert wedstrijdleiding’, om vervolgens een interview te lezen met de beledigde scheidsrechter, gevolgd door een repliek van de advocaat van De Ketelaere en op het einde het noodnummer 1813 voor scheidsrechters met zelfmoordgedachten. Neen, een scheidsrechter mag alleen maar incasseren. “Kunnen we dan nu weer overgaan tot de ernst van de zaak: was die penalty terecht?”

Nog wat olie op het vuur in Het Nieuwsblad. Graag ook een poll over het gedrag van Gasperini. Dank alvast.

Jammer genoeg komt het antwoord op die vraag dan nog niet eens van een scheidsrechter. Wanneer wordt die eindelijk eens aan tafel gezet? De studio van Sporza wordt systematisch bevolkt door ex-voetballers waarvan de adrenaline maar niet wil gaan liggen. Hun reacties lijken vaak ingegeven door verbolgenheid, misschien denken ze aan die keren dat ze zelf werden teruggefloten bij een nakende doelkans.

In de wedstrijd van Anderlecht op Fenerbahce duwt verdediger Costic met de arm zijn opponent Degreef van zich af en zet zo een aanval op die tot de 2-0 leidt. Gert Verheyen is zo fair om dit geen fout te noemen, maar Wesley Sonck beweert “dat er in Brugge voor dezelfde fase wel een penalty is gefloten” en hij zegt verontwaardigd: “dit krijg je toch aan je vrienden niet uitgelegd”. Ik wel, Wesley: Costic wrikt zich los van Degreef, zijn arm duwt zich eerder af van Degreef dan dat hij naar Degreef toe gaat en hij maakt contact met diens rug, niet het gezicht. Een heel andere situatie dan bij Hien, die de arm van het lichaam weg heeft, met zijn arm achteruit in de ruimte beweegt (en dus niet kan voelen waar Nilsson zich begeeft, met meer risico op pijnlijk contact). Klaar.

Als je als voetbalanalist ook geeft om de mens achter de scheidsrechter, dan ga je op zoek naar een verklaring. Het vergt inleving en afstand tot je directe emotie. Zijn we dit verleerd in Trumptijden? Bij afwezigheid van een scheidsrechter in de studio, is het nu eenmaal de verantwoordelijkheid van de andere studiogasten om bepaalde beslissingen van de ref uit te leggen. In Terzake waakt men minutieus over evenwicht in meningen, maar als het over sport gaat, laat men alle nuance los. Ik voel geen enkele zorg om de wedstrijdleiding een eerlijke plaats in het gesprek te geven en dat is journalistiek verwerpelijk.

Na dezelfde Fenerbahce-Anderlecht heeft sportjournalist Bart Raes (Play Sports) een interview met Anderlechttrainer David Hubert. Hubert maakt een eerlijke analyse en spreekt over het falen van zijn team. Hij noemt ook ‘enkele scheidsrechterlijke beslissingen die voor ons niet de goede kant uitvallen’. Zijn reactie is al bij al beleefd en deftig. ‘Ik ga dat geen dwalingen noemen’, zegt Hubert nog. Kous af, maar dat is buiten Raes gerekend: “Voel je je dan niet geflikt door de scheidsrechter?”

Oogchirurgie
Op een Champions Leaguematch worden grosso modo 20 overtredingen gefloten. Naar mijn grove inschatting zullen er dan een 60-tal fases zijn waarin je als arbiter ofwel de voordeelregel toepast ofwel oordeelt dat er geen fout is gemaakt. Toch vinden trainers, spelers en sportjournalisten dat die éne fase waarmee ze niet akkoord gaan de hele wedstrijd heeft bepaald. Eén fout op tachtig, maar je wordt gelyncht. Ik denk dat er buiten oogchirurgie weinig beroepen bestaan waarin zo meedogenloos wordt geoordeeld.

Ik droom hardop van de dag waarop een trainer in de eerste klasse zegt: “Sorry, ik geef geen commentaar op de scheidsrechter, want dan moet ik ook alle foute passes van mijn spelers opsommen en dat gaat ons te ver leiden.” Gewoon, één trainer die dat zegt. Op tachtig of zo.

Theaterspelers boven straatvechters

Scène uit ‘Hier waak ik’ (Janne Desmet) – copyright: stippypictures

“We gaan werken aan de kracht van je stem. Die dient van dieper te komen, uit je buik en niet uit je borst”, vertelde mijn theatercoach. “Je borst is de zone van de woede en de verontwaardiging. Als je van daaruit spreekt, hap je snel naar adem. Daar zit je boosheid en verstarring. Ik ben benieuwd hoe je klinkt vanuit je buik, vanuit je liefde en waarden, vanuit je humor.”

Petra De Sutter sprak vanuit de buik toen ze in De Afspraak tekst en uitleg gaf bij haar keuze om geen kandidaat te zijn als Groen-voorzitter. Ze zou er niet gelukkig van worden, ze is veel meer bemiddelaar en onderhandelaar, zegt ze. ‘Wauw’, is het enige wat ik kon uitbrengen. In een dolgedraaide samenleving waarin strakke spieren en hoge ambities de dienst uitmaken, zei een zeer getalenteerd minister dat ze een keertje iets niet ging doen omdat ze er niet blij van werd. Ze kroont zich daarmee tot het omgekeerde rolmodel waaraan onze burn-outeconomie zo’n nood heeft. En ze toont zich een Groen-politica uit het programmaboekje: het kàn anders.

Om scherp te stellen hoezeer Petra De Sutter zelf niet in aanmerking kwam, gebruikte ze een militaire taal die je in andere politieke middens verwacht. De voorzitter diende een soort straatvechter te zijn die kon strijden “om het eigen gelijk”, want “verkiezingen worden gewonnen door pestkoppen, dus moeten we het spel spelen zoals het gespeeld wordt”. De Sutter vindt dat je je “beste generaal” moet sturen. Waarheen? “De arena.”

Neen. Je moet niet het omgekeerde van De Sutter zijn om in deze tijden voorzitter te worden van een politieke partij. Vooral nu niet. Na Wilders, Bardella, Meloni, Van Grieken en Trump hebben we nood aan actieve luisteraars, aan beredeneerde mensen die een ander geluid dan het hunne in overweging nemen. Die niet vertrekken vanuit het eigen gelijk, maar vanuit de diepe overtuiging – dat is iets gans anders. Bouw alsjeblieft verder op het basispakket De Sutter dat er al ligt, met zijn lagen bescheidenheid, sereniteit, authenticiteit en waardengedrevenheid, om er nog meer verbaliteit, spitsvondigheid en luciditeit aan toe te voegen. Maar bovenal bemin de buik, vertrek uit ademhaling.

De ideale partijvoorzitter is een theaterspeler. Hij doet aan introspectie voor hij iets zegt: wie is hij als acteur, wat kan hij van zichzelf in zijn rol leggen? Hij staat diep in connectie met zichzelf, hij is geaard en knakt niet bij een storm. Hij is empathisch, leeft zich tot wekenlang in zijn personage in, zoekt diens leefwereld op, probeert de werkelijkheid te begrijpen en het effect daarvan op het individu. Hij kan zich in meerdere perspectieven verplaatsen.

De theaterspeler is niet ijdel, maar kent zijn positie binnen het geheel. Hij is maar één van de spelers, wacht zijn moment af. Zijn teksten zitten klaar en al wat hij zegt, ligt in lijn met wie hij moet vertolken, maar tegelijk speelt hij in op de ander, laat binnenkomen wat die zegt, vooraleer hij reageert. Hij is in staat zijn timbre, houding en tekstlijn bij te sturen naar wat hij van de ander ontvangt en weet daarop gepast en in lijn met zijn personage te reageren. De theaterspeler wikt zijn woorden en weegt zijn moment. Hij laat zich niet opjagen, maar zal krachtig spreken als het moet. Dan klinkt hij boos en echt, is hij begaan, wordt hij geloofd.

Misschien kan Groen in plaats van voorzittersverkiezingen audities organiseren.

‘Je wordt beschuldigd van hypocrisie. Reageer adequaat maar correct.’
‘Je politieke tegenstander vervloekt de criminaliteit in een kansarme wijk. Toon aan dat je de bezorgdheid hebt gehoord en formuleer een oplossing.’
‘Verdedig je standpunt over de LEZ-zone. Klink overtuigend en empathisch.’
‘Geef aan hoe ecologie een oplossing kan zijn voor de economie. Je tegenspeler werkt bij Audi.’
‘Tover een konijn uit je hoed.’
‘Wees Paul Staes. Klink echt.’

Korte corner

Een corner, kort genomen
wij gaan voor zekerheid
stabiliteit
een balstreling
die naar de slachtbank leidt

bakstenen
op luchtkastelen
blij niet echt
maar wel tevreden
glorie is voor Portugezen

een stap vooruit
is al wat telt
eieren voor ons geld

als de vos de passie preekt
een hoekschop

waaruit
geen
ambitie
spreekt

‘De gewone man’ is wit en denkt aan zijn koopkracht (dixit Vooruit)

Foto: HLN.be

Met stijgende verbazing kijk ik toe hoe Conner Rousseau en de gehele partijtop van Vooruit kans op kans laten liggen om de schade die Rousseau met zijn racistische uitspraken heeft aangericht, te herstellen. Vooruit heeft haast. We kunnen niet snel genoeg tot de orde van de dag overgaan. Het moet weer over ‘de essentie van de politiek’ gaan en daar hoort de strijd tegen racisme duidelijk niet bij. Vooruit wil het weer zo snel mogelijk opnemen voor ‘de gewone man’, waartoe de diep beledigde mensen met migratieachtergrond duidelijk niet behoren.

Goed fout gedachtengoed

Conner Rousseau heeft politieagenten gezegd dat ze ‘het bruin gespuis’ dat de Roma volgens hem zouden zijn ‘met hun matrak in elkaar moeten slaan’ omdat ‘hij ze niet allemaal zelf kan buiten zetten’. De agenten moesten ook bij een vriendin van hem zijn ‘om zich te laten afzuigen’. Dat alles heeft niets te maken met zattemansklap, maar met hoe je diep vanbinnen over mensen denkt.   

Hoe vals klinken excuses als Rousseau in eerste instantie de gelegenheid te baat grijpt om op een persconferentie nogmaals uit te halen naar ‘de problemen bij de Roma-gemeenschap’ en zich te verschuilen achter ‘zattemansklap’? Je uitspreken over problemen met bepaalde groepen is geen racisme en dat heeft niemand beweerd. Alle leden van een groep bij voorbaat over dezelfde kam scheren is wél racisme en je verschuilen achter die bestaande problemen om je racisme goed te praten is laf, intellectueel oneerlijk en moreel verwerpelijk.

Last van het gedoe

Conner Rousseau zegt nu een ‘lelijke, zware fout’ te hebben gemaakt ‘waarvoor hij zich schaamt’. Een verspreking, een te scherpe formulering, te weinig aandacht voor andermans gevoelens: dat valt onder ‘fout’. Mensen in elkaar willen slaan en willen buitenzetten omdat ze ‘bruin gespuis’ zijn, is een gedachtengoed.

Rousseau had maar één ding kunnen zeggen dat écht waarachtig is: “De manier waarop ik denk en spreek over bepaalde mensen is fundamenteel verkeerd. Ik ga bij mezelf te rade en ga hieraan werken. In de manier waarop ik momenteel functioneer, is het onmogelijk om voorzitter te zijn van een politieke partij – niet op links en niet op rechts. Ik heb alle geloofwaardigheid verloren om het op te nemen voor mensen met een migratieachtergrond en net zij hebben mijn steun nodig in tijden van polarisatie, racisme en discriminatie. Deze thema’s behoren vandaag tot de essentie van de politiek, tot de zorgen van de gewone man – meer bepaald die met een migratieachtergrond -, waarvoor mijn partij het altijd heeft opgenomen. Ik sta die centrale opdracht in de weg en moet dus plaats ruimen.”

In plaats daarvan heeft Rousseau het over “het gedoe rond mijn persoon” die “afleidt van de essentie”. Geen woord van verbinding naar de mensen die hij heeft beledigd. Het gaat “te veel over mij, niet over waar Vooruit voor staat”.

Wel, dat heeft hij dan mooi over zichzelf en zijn partij uitgeroepen. Het is een self fulfilling prophecy. Als je maar blijft de verkeerde dingen zeggen, als je maar blijft jammeren dat jij en je partij geviseerd worden in plaats van je diep om de Roma en om alle mensen met een kleur (en om vrouwen en punkers) te bekommeren na je ranzige uitspraken, als je dader en slachtoffer blijft omwisselen, dan zal de pers zijn verantwoordelijkheid nemen en blijven terugkomen op jouw persoon en op hoe jij denkt en ook op hoe je partij zich in stilzwijgen hult en zich blijvend laat leiden door de dampende geur van electorale winst. De ratrace stopt pas zodra je niet langer raaskalt, maar dat lijkt het partijbureau van Vooruit maar niet in te zien. Zot van peilingglorie zien de socialisten elke kritiek op hun voorzitter als een politieke afrekening. Voor hen is racisme een lastige vlieg die de vergadering verstoort, ze meppen ze liever dood. Volgens Bruno Tobback had voor 90% van het partijbureau het ontslag niet gehoeven. Doe maar lekker ranzig, we staan op winst.

Onze grote held

Onder al die navelstaarders spant Vlaams fractieleidster Hannelore Goeman de kroon. Ze noemt de beslissing van haar voorzitter om ontslag te nemen “Conner ten voeten uit: iemand die verantwoordelijkheid neemt en vooral wil dat het gaat over de essentie, over onze strijd voor eerlijke kansen, voor koopkracht, voor betaalbare gezondheidszorg, een strijd die we zullen blijven voeren mét Conner.” Geen woord over de strijd tegen racisme, geen woord over de mogelijke pijn die de één op vier Vlamingen met migratieachtergrond voelen bij de woorden van Conner Rousseau. Kunnen we het nu eindelijk terug hebben over hoe mensen naar de winkel kunnen blijven gaan? En mag Conner nu gewoon terug meedoen, zeg? Hij heeft het al zo zwaar.

Ook bij de nieuwe voorzitter Melissa Depraetere hetzelfde geluid en dezelfde adoratie voor de grote leider die de socialisten weer hoop had gegeven. Ze herinnert er wel aan dat ze zijn uitspraken al eerder had veroordeeld en dat die niet stroken met waar de partij voor staat, maar voegt er in één beweging aan toe dat Conner zelf ook niet zo denkt (het moet zijn alter ego geweest zijn dan) en dat ze op een nauwe samenwerking blijft hopen. Depraetere heeft “ongelooflijk veel respect voor de keuze die hij gemaakt heeft” – een keuze die er in elke progressieve partij nooit één zou mogen zijn. Hoeveel afstand heb je dan genomen? Denk je werkelijk dat die 1 op 4 Vlamingen daarmee genoegen neemt?   

Freddy Willockx, Frank Vandenbroucke, Freya Van den Bossche en Caroline Gennez: de kopstukken rollen elkaar over de voeten om hun dank en steun te betuigen aan de voorzitter. Allemaal alleen maar bezig met de interne keuken en de knapperige gerechtjes die daar worden opgediend, het zitje dat voor hen werd gereserveerd, stekeblind voor al wat zich daarbuiten afspeelt.

Wat voel ik mee met de JongSocialisten die wel nog helder kijken en het ontslag ‘de enige juiste beslissing’ noemen. En met Els Rochette van Vooruit.brussels, die voor de persconferentie van Rousseau liet optekenen dat de uitspraken “absoluut onaanvaardbaar” zijn en dat er “een sterk signaal moet komen”. Over Rousseaus toen nog aankomend ontslag: “Ik zal dan proficiat en dank u wel zeggen. Dan kunnen we verder.”

Ik vrees ervoor.  

Beste Gary,

(Photo by Aaron Chown / POOL / AFP)

We schrijven niet, maar kerven 26 juni 1990. Ik ben 13 jaar, het leven lijkt nog open te liggen, tot jij en vooral je dekselse kompaan David Platt de Rode Duivels in de laatste minuut van de verlengingen met een fabelachtig doelpunt uit de Mondiale in Italië trappen. De smile van The Joker moet geïnspireerd zijn op die van Platt na dat doelpunt. Hij was zo breed als mijn instant litteken en jij, jij was medeplichtig aan de gestolen winst. Dat Engeland won: oké, maar dat jullie blij durfden zijn, was ronduit beschamend. Het was een onrecht, wij waren zoveel beter. Kom niet zeggen dat je spijt hebt, Gary Lineker, want ik zag je mee op de extatische spelershoop liggen die Platt bedolf, dicht bij de rechtse cornervlag. Ik zag je gebalde vuist, jij had plezier bij mijn verdriet, bij het verdriet van een kind.  

Hoe hard hoopte ik daarna dat je die twee penalty’s tegen Kameroen in de kwartfinale had gemist, want daar hadden Ceulemans, Scifo en Degryse moeten staan. Maar dat deed je niet. Twee keer werd jij getackeld, twee keer zette je zelf de penalty om. Trefzeker en bekwaam. Jullie strandden in de halve finale en je boutade werd wereldberoemd: “Een wedstrijd duurt 90 minuten en aan het eind winnen de Duitsers.” Aan scherpte heb je inmiddels niet ingeboet.

Die avond in Verona lag mijn hart aan diggelen en door mijn toedoen ook bijna het salon bij mijn buurjongen, waar ik met mijn vader naar de match keek. Als jonge knaap was voetbal mijn wereld en die stortte in. Het hart van mijn moeder werd ongeveer marsepein na mijn gevleugelde woorden “nu moet ik wéér vier jaar wachten”.  

33 jaar later kijk ik verbaasd rond, ik lijk wel de enige die sinds 1990 een beetje is geëvolueerd. Het is nu de wereld zelf die alleen nog om voetbal lijkt te draaien. Miljoenen oliedollars worden verscheept om spelers te kopen en te betalen. Parijs en Manchester liggen intussen in de Emiraten, Filipijnse arbeiders bouwen voor drinkgeld stadions in Qatar en laten er het leven, Messi promoot voor wat extra miljoenen vakanties naar Saudi-Arabië, bekend om zijn mensenrechten, en mits wat meer taksen op het loon van Kylian Mbappé (4,6 miljoen euro per maand) zou Macron de Franse pensioenen kunnen betalen. U kent de verhalen, ze zijn vervelend, maar ze wennen niet.

De Belgische voetbalcompetitie staat inmiddels Europees bekend als het doorgeefluik van Afrikaanse voetballers die we geen zwarte parels meer noemen, naar de Engelse Premier League. Hele stadions kirren van pret bij goals van Romelu Lukaku, Mo Salah of Sadio Mané, maar straks bouwen we rond Europa een hek. Hoe vaak heb jij als presentator van Match of the Day al op je tong gebeten? De gouden medaille die je als international nooit te pakken kreeg, gun ik je als sportjournalist voor de volharding, voor de ingeslikte pijn, voor het lijdzaam toezien hoe twee werelden uit mekaar vallen. De ene die je kent, de andere die je voelt.

Jullie binnenlandminister Suella Braverman – hoe vals kan een naam zijn? – bestaat het te beslissen dat asielzoekers die illegaal het land binnenkomen nooit nog legaal asiel kunnen aanvragen. Word je vervolgd in eigen land of gefolterd, ontvlucht je aardbevingen, oorlogen of natuurrampen: maakt allemaal niets meer uit, je komt er niet meer in. Puur en alleen omdat je ondanks het wereldvreemde beleid van een Britse salonregering toch ooit je kans hebt gewaagd op een beter leven. Met een scherpe tweet heb jij, Gary Lineker, dit aangeklaagd, en een mens zou verwachten dat je daartoe tot ridder zou worden geslagen. Je zou verwachten dat elke journalist die dat niét aanklaagt zijn job niet doet en zo ongeveer zou moeten worden ontslagen, maar bij de top van de BBC primeert de primatenreflex van het zelfbehoud, van de geldschietende overheid vooral niet tegen de borst stoten, dus werd jij geofferd en geschorst, jij die je land diende tot in de halve finale. En nu bij dat dwaas besluit internationale verontwaardiging luidt, voorspelbaar en terecht, draait door tegenwind ook de kar en mag je weer beginnen.       

Ik ben 46 en ontwaak nuchter, verbouwereerd, ontzet in een harde wereld. Wat was het als kind heerlijk toeven met mijn hoofd in mijn Panini-boek, ik leerde de namen van de Russische ploeg van buiten en werd zo een hit op familiefeesten, op school ruilde ik stickers, spelers uit alle landen en continenten schoven met verbazend gemak door je vingers en ik vroeg mijn zus en mijn moeder met welke voetballer ze wilden trouwen, grenzen leken niet te bestaan. De wereld was één groot collectief festijn van pret en fantastische goals en alleen de Engelsen werden de natuurlijke vijand, maar daarvoor hadden ze zelf gekozen, met hun misplaatst genot.

Vandaag heb je mijn hart in veelvoud teruggewonnen, met een kwestie die me meer doet trillen dan die bal in het net achter Preud’homme. Ik denk dat ik het kan om je hand te reiken, ik denk dat ik je hand nodig heb. Ik wil in je team spelen, het team van mensen die het zich aantrekken. Ik geloof nu stilaan het onrecht van Verona in een groter verband te kunnen plaatsen. Ik heb moeilijke jaren gekend, maar ze vallen in het niets vergeleken bij het leed van bootvluchtelingen. Gary, je hebt me tot wasdom gebracht.  

Een warme groet,

Johan